Preek van de Week – Zondag 23 oktober ’22 door Hannah Westerink p.i.o.

2 Koningen 4

De tekst van vandaag; zeven keer niezen en je bent er weer. Dat leek in de coronatijd wel anders te zijn. Het was een teken om uit de buurt te blijven, straks wordt jij nog besmet. Hoewel, misschien is deze tekst er ook wel één om bij uit de buurt te (willen) blijven. Want laten we wel wezen, het is een vreemd en een wat storend verhaal dat we zojuist gelezen hebben. Zelfs al zou je erbij op je kop gaan staan. Een vrouw die een zoon kreeg waar ze nooit om had gevraagd, de ongevraagde zoon die vervolgens sterft en op zeer wonderlijke wijze weer tot leven wordt gewekt. Een verhaal waarvan je misschien wel afstand móet nemen om zo uiteindelijk dichterbij te kunnen komen.

Aan het begin van dit verhaal wordt er aan de vrouw gevraagd waar zij naar verlangt. En uit Elisa’s woorden blijkt dat hij in staat is om haar alles te geven wat haar hart maar zou verlangen. Maar de vrouw reageert ontkennend. En je vraagt je af (of niet;) waarom ze niets vraagt. Is het omdat ze alles al heeft wat haar hart begeert? Laat het iets zien van waardige nederigheid? Of toont het haar tevredenheid met het leven dat ze leeft?

En zeker, tevredenheid siert de mens. Maar is dát het; of zou het misschien zo kunnen zijn dat ze het gewoonweg niet (aan)durft om haar diepste verlangens te delen met deze Godsman. Dat ze niet durft te delen wat er in haar hart leeft; om welke reden dan ook.
Uiteindelijk is het de knecht van Elisah die benoemt dat zij geen zoon heeft. Zou dat misschien het diepste verlangen geweest zijn van deze vrouw? Een verlangen zo diep, dat het te pijnlijk is om er überhaupt nog over te kunnen spreken. En daarbij, in die tijd was het krijgen van een kind ook nog eens het veiligstellen van je toekomst; iemand die voor je zorgt wanneer jij dat zelf niet meer kan. En haar man was immers al oud.
En misschien hoefde Elisah eigenlijk niet eens te vragen naar haar verlangen, omdat het al op haar voorhoofd geschreven stond. Was het allang zichtbaar in de gebaren die ze maakte en de woorden die ze sprak.

Het staat er natuurlijk niet zo duidelijk. Maar gebeurt het leven niet altijd in de witregels; tussen de regels door? Want welk leven is er nou (volledig) te vangen in woorden? En wat zit er dan in deze verhalen wat ons ook vandaag nog raakt? Waar lezen wij ons eigen leven tussen die regels door?
Waar doet het denken aan onze eigen verborgen verlangens? Verlangens die we (misschien) niet meer uit durven spreken. Waar je niet meer op durft of kunt hopen; Omdat het naïef voelt, omdat het onmogelijk lijkt/is? Als je diep naar je eigen hart kijkt, waar hoop jij dan op? Waar hoop ik op?
Zijn het verlangens voor jezelf, voor een naaste, of.. voor deze wereld?

En misschien staat die hoop, dat verlangen wel in zo’n schril contrast met de realiteit, dat je het niet meer uitspreekt naar jezelf, laat staan naar anderen. Maar zijn ze intussen nog van je gezicht af te lezen, zijn ze uit je woorden af te leiden, en klinken ze tussen de regels door. En, is er dan nog iemand die jouw verborgen verlangens ziet?

Hier is het de knecht van Elisah die het opmerkt. En een jaar later krijgt deze vrouw dan (ongevraagd) een zoon. Maar het sprookje duurt niet al te lang; want wanneer de jongen nog jong is, sterft hij; uit haar schoot was hij geboren en in haar schoot is hij gestorven.

Hier had ze toch zeker nooit om gevraagd. Dat zijn ook de woorden die ze uitspreekt naar Elisah; heb ik een zoon van jou gevraagd?! Heb ik niet gezegd; bedrieg mij niet?
Hiervoor wist ze ten minste nog niet wat ze miste, maar nu ze hem ongevraagd had ontvangen, wist hoe het voelde om een zoon te hebben, werd hij haar afgenomen. De pijn lijkt dubbel zo groot te zijn. Dit had nooit mogen gebeuren en als het aan haar had gelegen, was het ook nooit gebeurd.

En is dit niet precies de reden waarom wij zelf soms onze (diepste) verlangens begraven? Waarom we niet meer durven te hopen. Want wat als het dán teleurstelt; als onze hoop bedrogen wordt; dan is de pijn dubbel zo groot. Liever het nooit gehad te hebben, dan de ondraaglijke pijn van het verlies. Dus verbergen we onze verlangens, onze hoop, zodat we niet teleurgesteld zullen raken.

Toch, is dat zo..? Het verhaal eindigt hier in ieder geval niet. Niet bij deze wanhoop. De vrouw klaagt Elisa aan. Ze weigert om tegen zijn knecht te zeggen wat er aan de hand is, want ze wil dat Elisa haar pijn ziet. Ze grijpt zijn voeten vast. Ze wil dat Elisa, die man Gods, het van haar eigen lippen hoort, dat haar eigen verdriet voelbaar wordt.

Elisa geeft vervolgens geen antwoorden op de terechte vragen en aanklagingen aan zijn adres, aan het adres van die man Gods. Hij zwijgt en loopt in stilte met haar mee. Het is Elisa die ziet dat de ziel van deze vrouw bitter bedroefd is. In het Hebreeuws staat hier voor ziel ‘nefesj’; wat verschillende betekenissen heeft; het betekent zowel ziel, adem, levensadem en leven. Haar ziel die bitter bedroefd is; levensadem, die (zowel) haar als haar zoon ontnomen is. Het geeft iets weer over de intensiteit van haar pijn.

Dan, bij het huis aangekomen, gaat Elisa direct naar de kern van het verdriet. Hij blijft er niet weg van. Of draait er rondjes om heen. Integendeel. Hij blaast leven in de ziel van de jongen. Levensadem. En met dat Elisah levensadem in de jongen blaast, blaast hij ook leven terug in de ziel van zijn moeder. Het is een levensadem die hen beide tot leven wekt. Het is de ziel waarin leven wordt geblazen. Het doet de

Wat zijn de plekken in onze ziel die snakken naar wat levensadem? Die verlangens die we verborgen hebben. Die hoop die we allang opgegeven hebben, omdat het enkel kan leiden tot teleurstelling. Waar hebben wij het nodig dat er opnieuw levensadem wordt geblazen, zodat het weer gaat stromen; dat verlangen, die hoop weer aangewakkerd wordt?

En je kunt je (terecht) afvragen; Waarom moet die hoop, dat verlangen zo nodig aangewakkerd worden? Misschien omdat het ons diepste mens-zijn kenmerkt, het de kern van mens-zijn is om te verlangen, om te blijven hopen. Soms tegen beter weten in. “Hoop doet leven”, is dan misschien een dooddoener, maar het is wel waar. Want waar zijn we zonder verlangen, zonder hoop?

Niet meer hopen of niet meer verlangen zou betekenen dat we ons bij de situatie neerleggen. En dat is precies de reden waarom deze vrouwen protesteren wanneer ze met het lijden worden geconfronteerd. Ze leggen zich er niet bij neer. Ze kúnnen zich er niet bij neerleggen; het gaat om hun kind, hun eigen vlees en bloed. Ze eisen dat hun leiden opgemerkt, gezien, gevoeld wordt. Ze stellen vragen bij het lijden dat hen overkomt en nemen geen genoegen met makkelijke antwoorden.

Dat vragen stellen is iets kenmerkends voor de Joodse traditie. Het wordt kinderen al vroeg geleerd om vragen te stellen, te confronteren en te discussiëren. Zo begint bijvoorbeeld het belangrijkste gezinsritueel, de sedermaaltijd van Pesach, met drie door een kind gestelde vragen over de lezing. Leren is vragen stellen. Leven is vragen stellen.

Deze verhalen doen een oproep om blijvend vragen te stellen bij de gevestigde orde. Bij het lijden wat we tegenkomen; in eigen leven en daaromheen. Er wordt ons niet gevraagd het lijden te begrijpen. Juist niet, want wanneer we iets (denken te) begrijpen, stellen we geen vragen meer. Wanneer we het lijden zouden begrijpen, zouden we er geen vragen meer bij stellen. We zouden het lijden accepteren en ons doof houden voor de (stille) roepstem van hen die lijden.
En precies ín dat protesteren ligt hoop verborgen, dat verlangen dat het anders kan en anders moet, of dat het in ieder geval toch anders had moeten zijn. Protesteren tegen het lijden, als een teken van hoop. Hoop tegen alle ongeloof in. Hoop die ervoor zorgt dat we ons niet neerleggen bij de realiteit. Die een cynisch ‘kijk eens om je heen, wees toch realistisch’ voorkomt. Cynisme zou al onze hoop en verlangen doen doven. Nee, die hoop is noodzakelijk; voor jezelf én voor anderen.

En het belang daarvan, benoemt ook Nick Cave. Een artiest die regelmatig vragen van zijn fans beantwoordt in zijn nieuwsbrief. Zelf heeft hij twee zoons verloren. Hij kent de wanhoop. Het niet meer durven hopen. Hij kent het lijden van het verlies van een kind. En in deze nieuwsbrief beantwoordt hij de vraag van Valerio; Valerio benoemt dat hij steeds cynischer wordt en bang is om dit over te dragen aan zijn zoontje, hij vraagt Cave om advies.

Cave antwoordt het volgende:

“Je maakt je terecht zorgen over je groeiende gevoelens van cynisme en je moet maatregelen nemen om jezelf en je omgeving te beschermen. Cynisme is geen neutrale houding – en hoewel het bijna niets van ons vraagt, is het zeer besmettelijk en ongelooflijk destructief. Naar mijn mening is het de meest voorkomende en gemakkelijkste van alle kwaad.

Dan noemt Cave dat hij ook zelf (dat verleidelijke) cynisme heeft moeten afleren: Er was een verwoesting voor nodig om me de waarde van het leven en de goedheid van mensen te leren kennen. Er was een verwoesting voor nodig om de onzekerheid van de wereld te onthullen, van haar eigen ziel, om te begrijpen dat de wereld om hulp schreeuwde. Er was een verwoesting voor nodig om het idee van sterfelijke waarde te begrijpen, en er was een verwoesting voor nodig om hoop te vinden.
Cave vervolgt: In tegenstelling tot cynisme is hoopvolheid moeilijk te verkrijgen; het stelt eisen aan ons, en het kan aanvoelen als de meest onhoudbare en eenzame plaats op aarde. Maar even als cynisme, is ook hoop geen neutrale positie. Het is tegendraads. Het is een strijdende emotie die het cynisme kan verdelgen. Elke verlossende of liefdevolle daad, zo klein als je maar wilt, Valerio, zoals voorlezen aan je kleine jongen, of hem iets laten zien waar je van houdt, of een liedje voor hem zingen, of zijn schoenen aantrekken, houdt de duivel beneden in het hol. Het zegt dat de wereld en zijn bewoners waarde hebben en het waard zijn om verdedigd te worden. Het zegt dat de wereld het waard is om in te geloven. En na verloop van tijd kom je erachter dat dit ook zo is.
Gods wereld en al haar bewoners zijn het waard om in te geloven. Ze is het waard om voor te protesteren wanneer dat nodig is. En als je om je heen kijkt ís dat maar al te vaak nodig; dichtbij en ver weg. Het is een protesteren die er elke keer weer anders uit kan zien; soms luid en duidelijk en soms als een Elisah in stilte meegaan met hen die lijden. In het geloof dat die man Gods allang met je meeloopt en jou nooit los zal laten.

Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.