Preek van de Week – Zondag 17 december ’23

Jesaja 65, 17 – 25
Filippenzen 3, 1 – 11
Johannes 3, 22 – 30

I
‘Laat de Heer uw vreugde blijven.’
Nou, Paulus, we willen niets liever.
Daarvoor komen we hier.
Maar vanzelf spreekt het niet.
Het is een cadeautje om opgetogen hier vandaan te kunnen gaan.
De vreugde van het geloof sneeuwt zomaar onder.
En er is niet zo veel voor nodig
om het niet meer terug te kunnen vinden.
De herinneringen aan een moment
dat je hart een sprongetje maakte
en in je ziel de zon doorbrak,
helpen je zoeken.
Als de steentjes die Klein Duimpje uit zijn zak liet vallen
om de weg naar huis terug te vinden.
En met een beetje geluk is de kerkgang ook zo’n steentje,
zelfs als die meer een goede gewoonte is geworden
dan dat je ziel erdoor in vuur en vlam wordt gezet.
Kun je je de vreugde van het geloof niet meer heugen,
dan wordt de kerkgang vanzelf ook een opgave.
En zie het spoor naar huis dan nog maar eens terug te vinden.
Alles is op de hobbel.
Wie weet nog de weg?
Maar er is geen tijd om stil te staan.
Je moet door. Je moet mee.
Alleen, waar naar toe?

Tegenover de vreugde die Paulus in Christus heeft gevonden –
pure winst noemt hij het –,
is voor hem al het andere verlies.
Alles waarmee hij voor de dag kon komen.
Alles wat hem een hele meneer maakte.
Ik raakte erdoor beschadigd, zegt hij.
Als een schip door de storm.
Dat is de betekenis van verlies.
‘Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint,
maar naar lijf en ziel schipbreuk leidt?’ vroeg Jezus ooit.
Zonder nog precies te weten waar Jezus aan denkt,
klinkt het als een burn-out waarvan je nooit meer helemaal herstelt.

II
Het tegenovergestelde van de vreugde
is bij Paulus niet het verdriet.
Het ís er wel.
Wie gevangen zit, gescheiden van wie hem lief zijn, weet van gemis.
En wie van gemis weet, kent verdriet.
Paulus in zijn cel dus ook.
Maar dat verdriet is niet het tegenover van de vreugde
die hij in Christus Jezus heeft gevonden.
Hoe gek het ook klinken mag,
het is eerder onderdeel van die vreugde.
‘Niets zal ons kunnen scheiden van de liefde van God,
die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer’
schrijft Paulus juichend in een andere brief.
Dus ook geen celdeur of gevangenismuur.
Dat hij zich in het gemis en het verdriet
met zijn Heer verbonden weet,
is onderdeel van de vreugde
die hij in Christus gevonden heeft.
Wat is dan wel het tegenovergestelde van die vreugde?
Wat maakt dat lijf en ziel op de klippen lopen?

Het heeft alles te maken met dat
waar Paulus de gemeente van Filippi voor waarschuwt:
‘Kijk uit voor die honden met hun kwalijke praktijken,
kijk uit voor die versnijdenis van ze!’ zegt Paulus.
Hij gaat er met een gestrekt been in.
Paulus heeft geen tijd voor polderen.

Wat is er aan de hand?
Overijverige mannen van de club
willen dat nieuwe broers, die toe willen treden,
zich eerst laten besnijden.
Zo gek is dat niet.
Zonder de synagoge was er nooit een kerk geweest.
Zonder Thora geen Evangelie.
Wie anders had jou als buitenstaander
het goede nieuws kunnen brengen
en jou welkom kunnen heten,
dan een Joodse zus of broer?
Wie denkt dat de kerk uit de hemel is komen vallen,
heeft echt een afslag gemist.
Je hebt iemand nodig die weet wat het betekent
dat God jou heeft uitgekozen om zijn kind te zijn.
Niet jij hebt God uitgekozen.
Van dat verbond dat bij God begint en niet bij jou,
is de besnijdenis een teken. En dus..

Dus maak je van dat teken geen voorwaarde!, zegt Paulus.
Het is niet niks om overijverige geloofsgenoten honden te noemen.
Zwerfhonden, die je ’s nachts hoort als ze in roedels op rooftocht zijn.
Niks: kinderen van het licht.
Kwalijke praktijken zijn het.
De besnijdenis aan de man brengen in de gemeente van Christus
is geen misverstand.
Het is gewoon mis.
Het deugt gewoon niet om het teken van Gods uitverkiezing van Israël
te maken tot een voorwaarde
die jíj meent te kunnen stellen aan een ander
om bij de gemeente van Christus te mogen horen.

III
Dat zal allemaal wel.
Maar wat heeft het te maken
met de protestantse gemeente Groningen anno 2023?
We hebben andere dingen aan ons hoofd.
Bijvoorbeeld dat er bijna helemaal geen aanwas is
om voorwaarden aan te kunnen stellen.

Als ik voor een buitenstaander
de lappendeken van christelijke geloofsgemeenschappen
wat inzichtelijk probeer te maken,
gebruik ik voor de RK kerk en de Protestantse kerk nogal eens de term:
‘gevestigde kerken’.
Kerken met een lange geschiedenis in onze cultuur.
Afgezet tegen jongere geloofsgemeenschappen,
vaak met een lossere structuur en tijdelijke huisvesting.

Gevestigde kerken en hun geloofsgemeenschappen
trappen eerder in de val te denken dat de kerk van hén is.
Dat hoeft niet eens hardop gezegd te worden.
Het is eerder een blinde vlek.
Die wordt bijvoorbeeld zichtbaar
waar trouwe kerkmensen zich afvragen hoe het toch komt
dat de aantrekkingskracht van hun gemeenschap gering tot nul is,
terwijl de gemeenschap door henzelf als open wordt ervaren
en er de gedachte heerst dat iedereen welkom is.
Het voorwaardelijk gehalte van de gastvrijheid
is hoger dan gedacht wordt.
Als de gemeenschap zichzelf afficheert als open,
is ze als de slager die haar eigen vlees keurt.

Maar ik kijk wel lekker uit
om al die hard werkende mensen, incluis mijzelf,
een roedel zwerfhonden te noemen.
Want het zijn díe mensen,
vaak met een lange staat van dienst,
die de boel nog in de benen houden.
Zij kunnen zich niet voorstellen dat,
als zij ophouden met rondrennen en van zich afbijten,
er nog iets van de gemeente overblijft.
Een kwalijke zaak, vindt Paulus dat.
Nee, niet zozeer dat rijke verleden.
Maar wel dat zij er zich zo in vastbijten.
Alsof de blijvende vreugde van het geloof in Christus
gered moet worden door de toewijding
van een steeds kleiner en ouder wordende groep getrouwen.
Het is toch echt andersom.
‘Wij verrichten onze dienst door de Geest van God
en laten ons voorstaan op Christus Jezus’ zegt Paulus.

‘Wat voor mij winst was,
ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen.’
Dat de gevestigde vormen van gemeentezijn schipbreuk leiden,
mag van Paulus winst heten.
Om te midden van wrakhout te leren
wat het betekent om je voor te staan op Christus Jezus,
niet op afkomst en staat van dienst.
Je moet wel enig gevoel voor humor hebben
om zo naar je geliefde kerkplek in zwaar weer te kunnen kijken.
Maar het is wel waar het op aankomt:
Ons verlies nemen
en daarin vreugde ontdekken –
de vreugde van Christus!

IV
In 1942 schrijft Dietrich Bonhoeffer in zijn Adventsbrief:
‘Er is een vreugde, die niets weet van verdriet, nood en angst
die in een mensenhart kunnen wonen;
deze is niet duurzaam,
zij kan slechts voor korte tijd verdoven.
De vreugde van God is door de armoede van de kribbe
en de nood van het kruis heen gegaan;
daarom is zij onoverwinnelijk, onweerlegbaar.
Zij loochent de bestaande nood niet,
maar vindt midden in de nood, juist in de nood, God.’

Er is een vreugde die jóu vindt,
die jij niet hoeft te maken en te beschermen.
Ze laat zich niet vangen en tot clubfeest maken in onze kerken.
Hoezeer we ook vreugde kunnen beleven aan het onder elkaar zijn,
ze is niet duurzaam.
Dat is wat wij ontdekken
nu de gevestigde vormen van kerkzijn in zwaar weer verkeren.
‘Hij moet groter worden’ zegt Johannes de Doper over Jezus,
‘en ik kleiner.’
Die ik zijn vandaag jij en ik
die er een eer in stellen de boel nog enigszins overeind te houden.
Leg er niet te veel eer in:
‘Hij moet groter worden en ik kleiner.’

V
In een binnenstadskerk als deze
is de onderlinge binding minder sterk
dan bijvoorbeeld in De Fontein en in De Bron.
Hier waait van alles aan en binnen.
Soms voor een keer.
Soms als een plek om naar terug te keren,
maar altijd op de eigen tijd.
Meer los zand vanuit het perspectief van een hechtere gemeenschap
of vanuit het perspectief van iemand
die uit eigen ervaring weet hoeveel inspanning het kost
om een tent als deze in de lucht te houden.

Maar je kunt ook anders kijken naar de eenling, die je bent geworden,
naar de eenling naast je in de bank,
en naar de eenling die jou groet
terwijl je haar nooit eerder hier gezien had.
Geen los zand, maar schipbreukelingen.
Elk met een verkleumde ziel. Jij en ik.
Niet op zoek naar de gemeenschap die er ooit was.
Maar wel vol verlangen naar verbinding,
naar tegenspraak ook,
naar een nieuw wij, naar jij en ik.
Niet te vast omkaderd,
want je kwam hier nu juist om adem te kunnen halen.
Je kwam niet om de boel hier te redden,
want ze moesten eens weten wat je allemaal in je rugzak meetorst
en wat dat van je vraagt.
Je kwam hier juist om je minder zwaar te voelen,
om het idee te hebben dat iemand je ziet
zonder dat jou gevraagd wordt je rugzak uit te pakken.
Is er een betere positie dan deze denkbaar
om Christus Jezus te leren kennen?
Zelf de gemeenschap van Christus vormen,
samen met wie je vertrouwd zijn,
lukt je niet meer.
Je bent een eenling geworden,
ontslagen van de claim van het verleden.
Soms moedig. Soms eenzaam.
Vrij om een ander te ontmoeten die je nog niet kende.
Zonder een oordeel klaar te hebben.
Schipbreukelingen onder elkaar.
Niets doen is geen optie.
Schipbreukelingen weten
dat de een de ander nodig heeft.

‘Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren,
door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood,
in de hoop ook zelf uit de dood op te staan’ schrijft Paulus.
Christus is het die zijn nieuwe gemeenschap sticht uit schipbreukelingen.
Niet als de beste stuurman aan de wal,
die ons wel even op het droge trekt.
Maar als een die alles wat Hem winst was –
het gelijk zijn aan God, het pluche van de hemel –
als verlies is gaan beschouwen.
Om jou waar jij het niet langer redt
om de burger op zijn best uit te hangen.
Om mij als ik bang ben om mijn privileges los te laten.
Om die ander die je nooit eerder zag
en ook niet dacht nodig te hebben.
Zonder enige reserve.
Tot in de dood aan toe.

Dat is waar Bonhoeffer op doelde
toen hij in zijn Adventsbrief schreef
dat de vreugde van God door de armoede van de kribbe
en de nood van het kruis is heen gegaan.
Háár armoede, jóuw nood, de kwetsbaarheid van jullie beiden –
gezamenlijke vreugde.

En als je dan straks zo rond de kribbe staat,
weet je dat het meer is dan heimwee
naar een verloren paradijs van pais en vree.
Dan sta je daar als mens, die niet meer weg wil vluchten
voor wat er van je is geworden.
Samen met al die anderen,
die net als jij verlangend uitzien naar wat komen gaat:
de heerschappij van Christus Jezus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.