Peek van de Week – Paaszondag 9 april ’23

1 Petrus 1, 1 – 12
Johannes 20, 1 – 18

I
Je zou bijna denken dat het om twee verschillende hoogtijdagen gaat.
Maar het zijn toch echt twee facetten van hetzelfde feest:
De donkere kerk laat in de avond. Een flakkerende fakkel.
Het scheppingsverhaal klinkt.
‘De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed.’
Wachtend op wat komen gaat.
Dan: het bonzen op de doodsdeuren van de Martinikerk
en de nieuwe paaskaars, die binnen wordt gebracht.
De Paasnacht onderga je, neemt je op sleeptouw.

En nu vanmorgen hier: Het volle licht waarin wij staan.
Alsof er geen geheimen meer bestaan.
Wat natuurlijk niet zo is.
Maar goed, het moet eruit.
En daarvoor wordt onze stem gevraagd:
‘Wijd is de horizon. Ruim onze blik. Ja, Hij is waarlijk opgestaan!’
De Paasmorgen is voor de paasjubel.
Van: ‘Opstaan, morgen, weg je sluiers, dans!’
tot ‘U zij de glorie, opgestane Heer!’

En er zijn meer facetten aan het feest van Pasen.
De lente bijvoorbeeld.
Die kant van Pasen moeten we vooral niet doodzwijgen.
Alsof de natuur er niet door wordt aangeraakt.
Alsof de vreugde van kinderen,
die eieren lopen te zoeken in de tuin van opa en oma,
niets te maken zou mogen hebben
met de vreugde van de paasjubel in de Nieuwe Kerk.
Soms werd in een kunstwerk het graf van Christus eivormig afgebeeld.
Christus die uit het graf verrijst zoals een kuiken uit het ei kruipt.
En in menig paaslied zitten beelden, aan de lente ontleend.
‘Lijster zing en wek in ons het lied’ zongen we aan het begin.
En wat te denken van de bekende liedregel van Jan Wit:
‘Gij roept het jonge leven wakker en tuin bloeit rond het open graf.’
Of die van Ad den Besten:
‘er is in één bewogen nacht een nieuwe lente ontloken.
Het leven brak door aarde en steen,
uit alle wonderen om u heen
spreekt, dat God heeft gesproken.’
Echt, als we ze allemaal zouden zingen, zaten we hier vanmiddag nog.

II
‘Ach ik ben Goddank dus nog een keer een jonge lente waard’
zong Maarten van Roozendaal met een sigaret tussen zijn vingers.
‘Dit is zo mooi, ’t Is om te janken zo mooi.’
Ja, dat is Pasen toch vooral.
Pasen is Goddank. Pasen is om te janken zo mooi.
Veel meer dan ‘Ja, zo zit het!’
Het waarlijk zit niet in je hoofd.
Het waarlijk heeft jouw handtekening niet nodig om geldig te zijn.
‘Waarlijk’ zeg je door je tranen heen.
Waarlijk is dat wat aan jou gebeurt,
waardoor je zeggen kunt: ‘Goddank!’

Alle facetten van Pasen
– de mystiek van de Paasnacht,
de jubel van de Paasmorgen,
het nieuwe leven dat zich in de lente laat zien –
hebben dat met elkaar gemeen.
Nergens kun je de vinger op leggen.
Maar je bent nog nooit zo rijk geweest.

Het is ook heel teer.
Die vlam van de paaskaars in een duistere kerk,
wat stelt ze nou helemaal voor?
Maar aan haar verspreidt zich het licht door de kerk.
Het wordt doorgegeven.
Het wordt lichter zonder dat tere kwijt te raken.
En geldt dat eigenlijk ook niet
voor de geloofsbelijdenis in de bemoediging:
‘Ja, Hij is waarlijk opgestaan!’
Wie denkt niet: ‘Wat zeg ik nu? Kan ik dit wel waar maken?’
Je eigen ongeloof, de schade die je aan het leven hebt opgelopen,
de liefde die je hebt gemist, het wankele dat blijft.
Het komt allemaal mee in dat soort vragen.
Het ligt allemaal open. En het is zo teer.

Ja, en geldt dat ook niet voor de lente?
Natuurlijk kun je denken:
na de winter komt vanzelf de lente,
die weer uitloopt in de zomer en de zomer in de herfst.
Het doorgaand ritme van opgaan, blinken en verzinken.
Maar dat is niet wat je raakt.
Wat je raakt is het tere, dat op zijn beurt het tere in jou weet te vinden.
Zoals Maarten van Roozendaal het zong:
‘Ach ik ben Goddank dus nog een keer een jonge lente waard.
Dit is zo mooi, ’t is om te janken zo mooi.’
Wat een kracht gaat uit van dat tere van de lente!
De belofte die erin besloten ligt.
In het gedicht ‘Vertrouwen’ verwoordt Corja Menken – Bekius het zo:

Ik zie haar eerste bloei
nog op het kale hout
en vraag bezorgd
vanwaar die vroege groei
de nachten nog zo koud

De boom zegt niets
maar bloeit mij aan
alsof haar zachte kracht
de strengste vorsten
zal weerstaan
ook deze nacht.

III
Dat tere zit ook in het evangelie van de opstanding.
De vroege morgen, de stilte van de tuin,
het huilen van Maria, de aandacht van de tuinman.
Maar voor we het daar over gaan hebben,
op het gevaar af dat we in de romantiek blijven hangen –
Er is wel wat gebeurd.
De steen is voor het graf weggehaald.
In het verlengde van wat er gebeurd is in de afgelopen dagen,
de marteling, de moord,
ligt de conclusie van Maria van Magdala voor de hand:
‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald
en we weten niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’
Het houdt niet op.

Het tere vraagt om voortdurende bescherming.
Alleen waar het lukt om het gewelddadige enigszins in te dammen,
kan het tere bestaan.
Dus moet je sterk zijn.
Maria zit niet te wachten op een open graf.
Ze wil rouwen,
een begin maken met zichzelf bij elkaar rapen,
in de hoop dat wie weet ooit een morgen zal komen
dat ze kan zeggen:
‘Ach ik ben Goddank dus nog een keer een jonge lente waard.’

Laten we eerlijk zijn: Wie zit er nu op Pasen te wachten?
Is de inspiratie die het geloof in Jezus je geeft
niet beter uit te leggen aan anderen
met de steen gewoon voor het graf?
De kracht van zijn liefde en overgave wordt er alleen maar mooier van.
Een inspiratiebron om het tere te blijven beschermen,
ook al kost het je de kop.
Uitleggen hoe het kan dat de steen voor het graf was weggehaald,
niet van buitenaf maar van binnenuit,
dat Jezus is opgestaan uit de dood,
dat krijg je toch niet gedaan?
Het leidt alleen maar af.
Laten we wel wezen,
belijden ‘Ja, Hij is waarlijk opgestaan!’
lukt alleen als het je op de lippen wordt gelegd.
Je krijgt het aan jezelf niet eens uitgelegd,
hoe dan in Godsnaam aan de ander?

IV
Pasen is meer dan het indammen van het geweld,
zodat de tederheid niet voorgoed verdwijnt.
Pasen is de overwinning op de dood.
Pasen maakt een eind aan de noodzaak
om jezelf te wapenen tegen het leven
om op die manier nog iets van tederheid te kunnen ervaren.
Pasen neemt je de wapens uit handen omdat ze niet langer nodig zijn.
Maar Pasen is niet van de lieve vrede.
Er is sprake van een machtsovername:
De machtsovername van de gekruisigde,
de omkering van alle verhoudingen.
In het evangelie naar Matteüs zie je dat terug in de aardbeving
En in het neerdalen van de engel die de steen wegrolt,
waarbij de wachters voor het graf beefden van angst
en als dood neervielen.
En bij Marcus zijn het de vrouwen,
die als eerste getuigen van de opstanding,
van angst wegrennen bij het graf
en tegen niemand iets zeggen.

Die machtsovername van Pasen
betekent niet een nieuwe vorm van donder en geweld.
Ook niet die van een kerk die zegt dat het geloof in de opstanding
een kwestie is van slikken of stikken.
Het decor van de tuin is er een van grote rust.
Ondanks het rennen van Petrus en Johannes.
Ondanks de tranen van Maria.
Hoe mooi dat detail waarin Petrus ziet
hoe de doek die Jezus’ gezicht bedekt had
niet bij de andere doeken lag,
maar apart opgerold op een andere plek.
Zoals een mens die alle tijd van de wereld had
de pyjama had opgevouwen en het kussen had opschud
vóór die aan de dag begon.
Je zou denken: Wegwezen uit dat graf na alles wat er is gebeurd!
Maar zo is Pasen niet.

Pasen heeft alle tijd voor ons.
Daarom vieren we het ook elke zondag.
Pasen is niet van de uitroeptekens.
Of het moeten de uitroeptekens van de jubel zijn,
die ons zomaar overkomt.
Pasen is van de kleine vraagjes aan jou.
Van: ‘Waarom huil je?’ En: ‘Wie zoek je?’
Met die kleine vraagjes aan Maria van Magdala
wordt voorzichtig haar cocon geopend.
De cocon die ze niet langer nodig heeft
om zichzelf te beschermen tegen het geweld.
Ze mag zeggen waarom ze huilt.
En geen engel die zegt dat het onzin is.
Ze mag zeggen dat ze het dode lichaam van haar Heer zoekt
en geen tuinman die zal zeggen
dat ze toch had kunnen weten dat Hij niet dood is maar leeft.

Er is alle tijd voor Maria om de vlinder te ontdekken die ze is geworden.
De kleine vraagjes komen uit het open graf.
Daar, waar vandaan je alleen gemis en dood kunt denken.
Niet deze aandacht voor jou.
Niet al die tijd en ruimte om te ontdekken wat jou is overkomen.
Het culmineert in het noemen van jouw naam.
Op een manier die je niet kunt beschrijven.
Met een ruk keer je je naar die stem.
En van het een op het andere moment weet je
dat jij een vlinder bent geworden.
Voorgoed bevrijd uit de cocon
die jou moest beschermen tegen alle kwaad.
‘Ach ik ben Goddank dus nog een keer een jonge lente waard’
zong Maarten van Roozendaal.
Ja, Maarten, en niet één keer maar zondag aan zondag steeds opnieuw.
En al ben je er al jaren niet meer, je leeft en je bent het waard.
Het is Pasen! Echt waar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.