Preek van de Week – Zondag 7 mei ’23

1 Petrus 2, 16 – 17 . 3, 1 – 13
Johannes 14, 1 – 14
I
Daar zit je dan met je goede gedrag.
Ben je op je vrije zondag vroeg je bed uitgekomen om hier op tijd te zijn,
krijg je dat te horen waarvan je nu al weet:
Dat gaan we niet doen.
Dat hebben we definitief achter ons gelaten.
‘Vrouwen, erken het gezag van uw man.’
En dan hebben we nog een heel stuk niet gelezen.
Daarin gaat het over slaafgemaakten.
‘Slaven, erken het gezag van uw meesters en heb ontzag voor hen,
niet alleen voor goede en vriendelijke, maar ook voor slechte.’
(1 Petrus 2, 18)

Ik speel hier als voorganger bij voorbaat een verloren wedstrijd.
Als het goed is.
U laat zich toch niet verleiden om water bij de wijn te doen
als het gaat om de absolute gelijkwaardigheid van elk mensenkind –
man, vrouw, binair, zwart, wit en alles wat er tussen zit.
Toch?
Sjoemelen met bijbelteksten, u trapt er niet meer in, mag ik toch hopen.
Bewaar me voor de bespiegelingen over gezag,
die proberen te verzachten wat hier gezegd wordt
en die met kunst en vliegwerk
deze teksten bij de tijd proberen te brengen.
Zelfs de SGP begint het er moeilijk mee te krijgen.
En nu we onze ogen niet meer kunnen sluiten voor ons slavernijverleden,
is het hek helemaal van de dam.
‘Huisslaven en vrouwen, onderschikt u!’ vertaalt de Naardense Bijbel.
Wel zo helder.
Je slaat er niet eens meer op aan.
Een weldenkend mens haalt de schouders op en gaat verder.
Dit hebben we gehad.

II
Nou zou ik ‘Amen’ kunnen zeggen.
Maar ik doe het niet.
U bent hier nu toch.
Liever een akelige luis in de pels,
dan dat bijbelteksten probleemloos meebewegen
met onze ideeënvorming.
In het laatste geval wordt de kerkgang óf volledig overbodig,
óf alleen iets voor gelovigen
die een goddelijke sanctionering nodig hebben
voor wat ze toch wel doen en denken.
Hoe eerder in zo’n kerk de laatste het licht uitdoet, hoe gezonder het is.

Laten we ons nog wat zeggen?
En mag het dan schuren?
Of is het dan direct oorlog?
Laten we bij het begin beginnen:
‘Handel als vrije mensen, maar ook als dienaren van God,
want u moet u niet achter uw vrijheid verschuilen om u te misdragen.’
Wie zijn hier die vrije mensen,
die door de briefschrijver worden aangesproken?
Wat is dat voor vrijheid?
En wat is het addertje onder het gras als er ‘maar’ klinkt
en ze ook worden aangesproken als dienaren van God?

Die tweede helft van de zin is ook interessant voor ons nu.
Hoe ziet ónze vrijheid eruit?
Verschuilen we ons er misschien achter?
En gaat dat ook gepaard met misdragingen?
Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan Twitter,
dat door kritische gebruikers wel vergeleken wordt met een open riool –
straatvechten met een paar woorden,
gelegitimeerd door de vrijheid van meningsuiting.
Maar je zou net zo goed kunnen denken aan Facebook,
waar je – als je even niet oplet –
alleen nog maar omringd wordt door gelijkgezinden
en waar vrijheid nergens meer schuurt.

Handelen als vrije mensen gaat niet vanzelf.
Nu niet en toen niet.
Vrijheid komt niet uit de hemel vallen.
Ja, vrijheid is in de Bijbel een gave van God.
Maar ze komt niet uit de hemel vallen.
Vrijheid begint met bevrijding.
En bevrijding begint met een atypische God
die is afgedaald en het gejammer van slaven gehoord heeft
en hun ellende heeft gezien.
Het zet zich door waar deze God
de gestalte van een slaaf heeft aangenomen,
die gekruisigd werd,
en daarom de naam boven alle namen heeft ontvangen.
De vrijheid waarvan in de brief gesproken wordt is zíjn vrijheid.
Ze komt van beneden, niet van boven.
En ze schuurt behoorlijk.

III
Hoe ziet die vrijheid eruit?
Hoe krijgt ze vorm?
Hoe wordt ze geleefd?
Ik noemde net de vrijheid van meningsuiting
die als een soort firmament staat boven alles wat wij ervan maken.
Je mag een ander voor van alles en nog wat uitmaken.
Je mag de ander ophangen aan de hoogste boom
om wat die gezegd of gedaan heeft,
zolang het maar met woorden is.
Je mag jezelf kietelen in de bubbel van gelijkgezinden.
Het verplicht je tot niets.
Het mag allemaal.

Maar dat ligt in de context van de brief wel even anders.
Daar is niet de vrijheid van meningsuiting de hemel.
Deze eerste Petrusbrief ademt het denken van de apostel Paulus.
Boven alles wat gezegd wordt welft zich de vrijheid in Christus.
Onvergetelijk verwoord door Paulus in de brief aan de Galaten:
‘Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht,
want door dit geloof bent u allen kinderen van God, in Christus Jezus.
U allen die door de doop één met Christus bent geworden,
hebt u met Christus omkleed.
Er zijn geen Joden of Grieken meer,
slaven of vrijen, mannen of vrouwen –
u bent allen één in Christus Jezus.
En omdat u Christus toebehoort,
bent u nakomelingen van Abraham,
erfgenamen volgens de belofte.’
(Galaten 3, 25 – 29)

De vrijheid in Christus schuurt op zijn minst.
De jonge kerk was niet de zoveelste loot
aan de religieuze boom van het Romeinse rijk.
Dat denken we vaak wel, maar dat was niet zo.
Van nog een religie erbij lag geen gezagsdrager wakker.
Ieder z’n meug.
Net als op Facebook.
Nee, de vrijheid in Christus kondigt het einde aan van het Romeinse Rijk.
De steunmuren vallen weg.
Religieus: ‘geen Joden of Grieken meer’.
Sociaal en juridisch: ‘geen slaven of vrijen’.
En in termen van gender: ‘geen mannen of vrouwen’.
‘U bent allen één in Christus.’
Die vrijheid werd geleefd
in de samenkomsten van de christelijke gemeente.
Daar werd niet gepreveld: ja, ooit eens.
De vrijheid in Christus werd er geleefd.
De huisslaaf sprak er met evenveel gezag als de vrije
en een vrouw was in alles gelijkwaardig aan een man.
En besneden mannen zaten aan dezelfde tafel als onbesneden mannen.
De vrijheid in Christus was van een dermate grote radicaliteit,
dat er gaandeweg ook van binnenuit
kanttekeningen bij werden geplaatst.
‘Mag het ook een onsje minder zijn?’

IV
Die druk was van buitenaf nog groter.
De christelijke gemeente werd met argusogen bekeken.
Ze had te maken met verdachtmakingen en pesterijen,
die later zouden uitmonden in vervolgingen en moordpartijen.
Houd dan je rug maar eens recht.
We verbazen ons er wel eens over
dat in de brieven van Paulus
enerzijds meerdere namen van vrouwen worden genoemd,
die een centrale positie hadden in de gemeente,
en dat er anderzijds teksten te lezen zijn
waarin vrouwen moeten zwijgen binnen de gemeente
en ondergeschikt moeten blijven.
Dat laat zich verklaren vanuit die radicaliteit,
waar later een rem op werd gezet.
Van binnenuit én van buitenaf,
op basis van de geldende mores
in het Romeinse rijk én in de Joodse cultuur.
Vrouwen waren de eerste getuigen van de opstanding.
Dat wij dat vandaag nog weten, mag een klein wonder heten.
Blijkbaar te breed bekend geworden
om nog weggepoetst te kunnen worden.

De tekst die we vandaag hebben gelezen
gaat over de vraag hoe je enerzijds
in de volle vrijheid van Christus kunt staan binnen de gemeente
en hoe je anderzijds binnen de bestaande verhoudingen
in het Romeinse rijk zou moeten leven.
Een geweldige spagaat.
Voor iedereen.
Maar wel in de eerste plaats voor diegenen
die zich buitengewoon aangetrokken voelden tot de vrijheid in Christus.
En dat waren de huisslaven en vrouwen.
Zij waren oververtegenwoordigd in de gemeente van Christus.
Huisslaven vormden sowieso de meerderheid in het Romeinse rijk.
En vrouwen waren binnen het Jodendom, waaruit de kerk ontstaan is,
oververtegenwoordigd, vergeleken met het aantal vrouwen
onder andere bevolkingsgroepen.
Dat had alles te maken met de heidense gewoonte
om een tweede of derde dochter
letterlijk bij het oud vuil te leggen,
voor de graai of om te laten sterven.
Omdat een man meer waard was dan een vrouw.
Joden mochten dat vanwege hun geloof niet doen.

In deze eerste Petrusbrief worden eerst de huisslaven
en dan de vrouwen opgeroepen
om buiten de gemeente zich te onderschikken
aan hun meesters, respectievelijk hun mannen.
Daarna volgt de oproep aan mannen
om respectvol om te gaan met vrouwen.
Eerst de slaven, dan de vrouwen, dan de mannen,
is de volgorde die bij de vrijheid in Christus past.
Volgens de gouden regel dat de laatsten de eersten zullen zijn
in het rijk dat komt.

Die vrijheid is gewonnen door het lijden en de dood van Christus heen.
Hij, die de gestalte van een slaaf had aangenomen
en van God de naam heeft ontvangen boven alle namen.
Door zich te onderschikken,
nemen slaven en vrouwen de gestalte van Christus aan.
Let op: Niet als heilig doel in zichzelf,
maar als onontkoombaar kwaad in hun dagen.
De enig overgebleven optie
om de absolute gelijkwaardigheid
en de geleefde liefde van Christus
bínnen de gemeente te kunnen combineren
met het aannemen van zijn lijdende gestalte in de wereld.
Wat een spagaat!

V
U zult mij niet horen zeggen
dat we heimwee moeten hebben
naar de verhoudingen van toen.
Wat een zegen dat we hier wonen
en dat het Romeinse rijk plaats heeft gemaakt voor de Europese Unie.
Maar wat blijft er over van de absolute gelijkwaardigheid in Christus,
als zijn gemeente niet de toevlucht plek blijkt te zijn
voor ongedocumenteerden – asielzoekers zonder papieren –
en voor kwetsbare mensen die onzichtbaar worden gemaakt
door de eigen overheid en het zelf maar moeten zien te rooien
terwijl ze dat niet kunnen?
Wie helpt ons herinneren aan Christus
als zijn gemeente ervoor kiest om religieus te koekhappen
boven het getuige zijn in de politieke realiteit van vandaag?

Beter dan je hoofd te schudden
over de oproep aan slaven en vrouwen om zich te onderschikken,
is het om opgezadeld te worden met een nieuwe spagaat.
Niet omdat het zo leuk is of zo gezond voor je geestelijke gesteldheid.
Wel om het geloof in de heerschappij van Christus niet op te geven,
die de gestalte heeft aangenomen van een mens zonder papieren
en van God de naam boven alle namen heeft ontvangen.
In zijn gemeente hoeft niemand bang te zijn
voor haar eigen kwetsbaarheid.
Daarin ligt onze kracht.
Daarin zijn we gelijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.