Preek van de week – 30 april 2023

Bij 1 Petrus 2: 11-25 en Johannes 10: 1-10

Gemeente van Christus,

In het leesrooster wat normaal op deze zondag wordt gevolgd zou de lezing uit 1 Petrus 2 pas bij vers 19 zijn begonnen. Een op het eerste gezicht wat vreemd begin zo midden in de tekst, totdat je nog eens kijkt naar vers 18, waar we lezen: Slaven, erken het gezag van uw meesters en heb ontzag voor hen, niet alleen voor goede en vriendelijke, maar ook voor slechte’. 

Ga er maar eens aan staan om over deze tekst te preken. Een tekst die zo vaak is gebruikt om onrecht goed te praten. Dan lijkt het inderdaad wat veiliger om pas bij vers 19 te beginnen. Maar vandaag hebben we de luxe niet, want het alternatieve leesrooster ontwijkt vers 18 niet en misschien maar goed ook.

Want we uit de Bijbel konden plukken wat ons wel of niet aan staat, wat we direct begrijpen of waar we wel of niet wat mee willen, dan zijn we zomaar verder van huis. Dit vers, net als sommige andere teksten uit de Bijbel – gebruikt voor eigen gewin of om anderen te onderdrukken of pijn te doen – toont ons de noodzaak van Bijbelse interpretatie. Want zo op het eerste gezicht lijkt de Bijbel hier inderdaad aan de kant van de slavenhouders te staan en zo is het dan ook vaak gebruikt.

Voor de theoloog Walter Wink riep het de vraag op hoe mensen die tot slaaf gemaakt zijn door mensen van een boek, ertoe komen om datzelfde boek als gezaghebbend en legitiem te ervaren. Want voor veel tot slaaf gemaakte vormde de Bijbel namelijk ook een bron van hoop en leven. Volgens Wink is dit omdat ze ontdekte dat de Bijbel ten diepste raakte aan hún wereld. Met haar indringende verhalen over ‘underdogs’ die overleven en overwinnen en over een ‘redder figuur’ die mishandeld wordt en lijdt, maar uiteindelijk triomfeert. Zo werd de Bijbel zelf een getuige tegen onderdrukkende teksten. Ze zagen hun leven gereflecteerd in het leven van Jezus die, terwijl hij trouw was aan zijn Vader en het goede zocht, ook leed en werd mishandeld, maar uiteindelijk overwon. En laat dat nu ook precies zijn waar het Petrus hier om gaat.

Zijn brief is alles behalve bedoeld om slavenhouders vrij spel te geven, maar juist om de tot slaaf gemaakte een hart onder de riem te steken. Petrus’ woorden zijn pastoraal bedoeld en hij gebruikt de ervaring van de huisslaven als voorbeeld en spiegel voor alle gelovigen. Niet om het lijden te rechtvaardigen en ook niet om zijn lezers op te roepen dat lijden bewust op te zoeken, maar hij beschrijft datzelfde lijden wel als een realiteit die het gevolg kan zijn van gehoorzaamheid aan God en het evangelie.

Vervolgens roept Petrus’ zijn lezers dan op om in die ervaring van onrecht of lijden niet met geweld te antwoorden of zich terug te trekken, maar juist om verantwoordelijk en trouw hun plek in de samenleving in te nemen. Moedig en standvastig, naar het voorbeeld van Christus zelf.

Geef niet toe aan wereldse begeerten, zegt Petrus – de natuurlijke impulsen van zelfbehoud, materieel welzijn, bevrediging van eigen verlangens en comfort – maar volhardt steeds in het goede. Als blijvende getuigen van Jezus die ons toonde dat het goede uiteindelijk altijd sterker is dan het kwaad.

Het toont maar weer eens dat we teksten uit de Bijbel nooit zomaar uit hun context kunnen trekken of voor ons eigen karretje kunnen spannen. En dat de Bijbel ons misschien wel vaker prikkelt of uitdaagt, dan dat ze het ons gemakkelijk maakt of ons in ons veilige, comfortabele, misschien zelfs wat eigengerichte wereldje laat zitten.

Het roept de vraag op naar ons gebruik en onze interpretatie van de Bijbel. Durven we ons te laten aanspreken door de Bijbel in al haar verscheidenheid of alleen door die verzen die ons passen of goed uit komen? Komt het Woord soms ook kritisch tot ons of weten we het vooral voor eigen doeleinden in te zetten? Of om maar met Johannes te spreken: herkennen we de stem van de Herder of stellen we misschien soms wel de stem van de Herder te verstaan en door te geven, maar is het eigenlijk de stem van een vreemde? Of de stem van onszelf?

Allemaal goed en wel, maar hoe kunnen we die stem dan herkennen? Als we naar de lezing uit Johannes kijken dan zit het hem volgens mij niet zozeer in de woorden die de Herder spreekt, maar in de klank van zijn stem. De stem van de Herder die zijn schapen bij naam kent. Het doet me denken aan hoe je mensen, die je dierbaar zijn of die je goed kent, als ware het ook uit duizenden herkent. Aan hun eigen lach, hun manier van lopen of een bepaalde intonatie. Het zit hem vaak in de kleine dingen die je herkent als je al langer met iemand optrekt of bewust luistert.

Het is een manier van luisteren die de christelijke traditie soms lijkt te zijn kwijtgeraakt. Ze is in het hoofd gaan zitten en een geloofssysteem geworden in plaats van een manier van leven. Of zoals het Engels dat zo mooi zegt ‘a way of life’, wat wel past bij hoe de eerste christenen zichzelf noemden: ‘mensen van de weg’. Dat is ook waar het Petrus hier om te doen is.

Het probleem van een geloofssysteem is dat het gemakkelijk gemanipuleerd kan worden om vrijwel elke levenswandel te accepteren die maar acceptabel wordt gevonden door de dominante cultuur. De manier waarop slavenhandelaren eeuwenlang vers 18 interpreteerde is daar een goed voorbeeld van. Maar wanneer dat gebeurt – wanneer het belichaamde geloof van het vlees slechts woord wordt – dan verliezen we uiteindelijk de volle kracht van de incarnatie. Dan zijn we als christenen vatbaar geworden om te dwalen als eigenzinnige schapen – om Petrus’ terminologie maar even te gebruiken.

Volgens mij geldt dat ook voor ons. Ook als we minder hebben met geloofssystemen of onszelf niet direct zien als mensen die ernaar neigen het Woord voor hun eigen voordeel te gebruiken of ten koste van anderen, omdat we het toch niet zó letterlijk interpreteren. Maar misschien geldt andersom het gevaar ook wel, namelijk dat we het eigenlijk niet letterlijk genoeg nemen. Of alleen die teksten gebruiken die bemoedigen of ons goed passen. Zo zei de Zuid-Afrikaanse theoloog David Bosch ooit dat de hele kerkgeschiedenis kan worden samengevat als een tweeduizend jarige poging om de Bergrede te ontlopen. Te radicaal om op te volgen, maar ondertussen blijven we zoeken en dwalen.

Maar dwalen is nogal het tegenovergestelde van wat Petrus in gedachte heeft voor de nieuw gedoopte christenen aan wie hij schrijft. Hij roept hen op om in de voetstappen van Christus te volgen en om naar zijn voorbeeld te leven. Voor Petrus is die ervaring van de huisslaven, waar hij zich in vers 18 tot richt, dan paradigmatisch voor de ervaringen van alle christenen in klein-Azië in die tijd. Zij kennen die ervaring van kwetsbaarheid en vervreemding en lijden allemaal onder de uitwassen van een cultuur waarin ze een minderheid vormde en met regelmaat met vijandschap en onrecht te maken kregen.

Hoewel Petrus in zijn brief enerzijds wijst op de grenzeloze hoop en vreugde die met het christenzijn meekomt, wijst hij zijn lezers hier dus ook op de enorme kosten en het lijden wat het met zich mee kan brengen. Maar zo zegt Petrus dan, zelfs in dat lijden hoeven ze niet moedeloos te worden of te treuren, omdat ze daarin Christus zelf volgen.

De weg van Christus gaan… als het je windeieren legt en alleen maar voordelen biedt, dan is het misschien niet de grootse uitdaging. En het goede doen als je goed behandelt wordt of als het goede beloond wordt en er geen misbruik van wordt gemaakt, dan is dat een logische keuze. Maar wordt het anders als de weg van Christus echt iets van je blijkt te vragen en je oproept om keuzes te maken die niet altijd makkelijk zijn of goed uitkomen? En wat als je goede gedrag niets oplevert, maar je misschien zelfs iets kost of beantwoord wordt met haat of kwaad?

En toch zegt Petrus: laat juist dan je reactie niet alleen een reflectie zijn van je geloof in de verlossende werking van Christus’ lijden, maar ook een belichaming daarvan. Want zo wordt in een ieder van u, van meester tot slaaf en van man tot vrouw, de vleesgeworden Christus opnieuw zichtbaar. Ja, belichamen we zijn aanwezigheid en verlossing. In hun ervaringen en moeilijkheden delen ze in zijn verhaal en wordt dat steeds weer realiteit.

Dat geldt niet alleen voor de lezer toen, maar ook voor ons nu. In de voetstappen van Christus en volhardend in het goede – juist ook als dat niet makkelijk of vanzelfsprekend is –, daar wordt Christus zelf steeds weer zichtbaar in ons midden, wordt de hoop en liefde die hij brengt realiteit.

Als we zo de woorden van Petrus lezen, dan werpen die onverwacht ook meer licht op uitspraken van Jezus in Johannes 10. Want zoals Petrus in zijn brief oproept tot een belichaamd geloof – wat gepaard gaat met grenzeloze vreugde en hoop, maar ook met grote kosten en lijden – zo is eigenlijk het hele evangelie van Johannes een vertelling van wat het betekent dat het Woord vlees geworden is (lichaam en bloed).

In Johannes 10 presenteert dat vleesgeworden Woord zich aan ons als de Herder, die zijn schapen bij naam kent en wiens stem de schapen herkennen, maar ook als de deur waardoor de schapen binnenkomen. De deur die toegang biedt en waar we niet omheen kunnen. Het is door die deur, door het vleesgeworden Woord, dat we het geschreven Woord (de Bijbel) beginnen te verstaan. Ja, als we het hebben over hoe we de Bijbel moeten en kunnen interpreten, dan moeten we volgens mijn bij Jezus, als de deur, beginnen.

Want uiteindelijk moeten we als gelovigen en als kerk niet gekenmerkt worden door onze geloofsovertuigingen of geloofsstellingen, maar door de verbinding met Christus. Als de kerk het verhaal en voorbeeld van Jezus negeert dan wordt ze stuurloos en ontheemd. Als kerk worden we geroepen deze Herder te volgen in zijn eenvoud, opoffering en solidariteit.

Als je in Nederland een herder met zijn kudde tegenkomt dan loopt de Herder vaak achter de kudde aan, maar in het Midden-Oosten is het ook heel gebruikelijk dat een herder voor de kudde uitloopt en herhaaldelijk de kudde roept om haar bij elkaar te houden. Dat beeld klinkt door in Jezus  die zijn schapen kent en hen roept.

Dus als we soms niet precies weten wat we nu met de Bijbel moeten of wat ze zegt en allerlei stemmen elkaar lijken tegen te spreken… Of als het leven soms maar wat verwarrend is, vele stemmen om onze aandacht vragen, een beroep op ons doen, ons verleiden of ons van alles beloven… dan ontmoeten we vanochtend Jezus als de open deur naar het leven in al haar volheid en als de herder die daarin voor ons uit gaat. Ja, die ons voorgaat op de weg van God, de weg van het leven

De vraag is: herkennen we zijn roep of misschien meer nog: staan we er voor open zijn stem door te laten dringen en die te volgen? Ook als die roep niet altijd alleen maar bemoedigend of geruststellend is, maar soms ook uitdagend of ongemakkelijk? Als ze ons roept op de weg van leven en overvloed, maar ook de weg van dienstbaarheid, solidariteit en overgave? Ja, de weg van het kruis? Blijven we dwalen te midden van de vele stemmen die ons aanspreken of geven we gehoor aan de stem van de Herder die ons bij naam kent? Amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.