Jesaja 52, 13 – 15
Filippenzen 2, 5 – 11
Marcus 11, 1 – 11
I
Het draait vandaag natuurlijk om Jeruzalem.
Het is alsof de hemel open gaat
na die laatste klim
die je op de top van de Olijfberg brengt.
Kijk, hoe mooi ze daar ligt te wezen op de Sionsberg
‘Jeruzalem, van ver aanschouwd,
wel saamgevoegd en wel gebouwd,
o schone stede die wij groeten’.
Zij was het die je je boeltje deed pakken
en op weg deed gaan.
Om haar was het je te doen.
‘Jeruzalem dat ik bemin’
Zeker draait het allemaal om haar,
om de Godsstad die vrede belooft
en het verlangen ernaar levend houdt.
Maar het begínt bij Betanië en het eindigt bij Betanië.
Start- en finishplaats is het vandaag.
Maar hoe dan?
Dat andere dorp – Betfage
belooft tenminste nog iets:
Huis van nog onrijpe vijgen.
Het is niks maar het kan nog wat worden.
‘Ieder zal zitten onder haar eigen vijgenboom
zonder opgeschrikt te raken’ zegt de profeet.
In Betfage is Jeruzalem onder handbereik –
een leven in vrede.
Het ligt ook op de pelgrimsroute
tussen Jericho en Jeruzalem.
Maar Betanië niet.
Je hebt er niks te zoeken.
Je bent van het padje – van het pelgrimspadje.
om daar naar toe te willen.
Betanië betekent ‘Huis van de arme’
‘Huis van wie er ellendig aan toe zijn.’
Dáár begint het vandaag.
En daar eindigt het.
Ook al draait alles om Jeruzalem.
II
Het Palmpasen straattheater
dat door Jezus wordt geregisseerd
is in dit evangelie minder uitbundig
dan bij Matteüs en Lucas.
Er doen veel mensen aan mee
maar niet de menigte als bij Matteüs en Lucas.
De directe verwijzing naar de profetie van Zacharia ontbreekt:
‘Juich, vrouwe Sion,
Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde!
Je koning is in aantocht,
bekleed met gerechtigheid en zege.
Nederig komt hij aanrijden op een ezel,
op een hengstveulen, het jong van een ezelin.’
Bij Matteüs is de hele stad in rep en roer.
Bij Lucas voel je de spanning, zie je de emoties.
Maar bij Marcus lijkt de entree van Jezus
bijna onopgemerkt voorbij te gaan.
Ook al omdat het verhaal bij hem niet uitloopt
op het schoonvegen van het tempelplein
en het wegjagen van de handelaren.
Het eindigt in een anticlimax
‘Hij trok Jeruzalem in en ging naar de tempel.
Nadat Hij daar alles gezien had, ging Hij –
want het was al laat geworden –
met de twaalf terug naar Betanië.’
Was dat het nou?
Bij Marcus is Jezus de gezegende
die komt in de naam van de Heer.
Maar dat geldt voor alle pelgrims
die op het punt staan Jeruzalem binnen te gaan
en elkaar in beurtzang psalm 118 toezingen:
‘Gezegend wie komt in de naam van de ENE.
Wij zegenen u vanuit het huis van de ENE.
De ENE is God, Hij heeft ons licht gebracht.
Vier feest en ga met groene twijgen
tot aan de hoorns van het altaar.
U bent mijn God, U zal ik loven,
hoog zal ik U prijzen, mijn God.’
Jezus deelt in de vreugde van het geloof.
Hij is minder dan bij de andere evangelisten
degene om wie alles draait vandaag.
Alsof het voor Marcus daarvoor nog te vroeg is.
Alles draait om de verwachting
van Gods koningschap.
In een opmerkelijk detail hoor je dat terug
als Jezus twee van zijn leerlingen op pad stuurt
om een veulen los te maken
en dat bij Hem te brengen –
de opmaat van het straattheater.
Bij Matteüs en Lucas moeten de eigenaren het doen
met de mededeling: ‘de Heer heeft het nodig!’
Het veulen wordt geconfisqueerd
en zij laten het gebeuren.
In Amsterdam stond veertig jaar geleden
op een blinde muur gekalkt:
‘Jezus komt terug!’
Iemand anders had er in even grote letters aan toegevoegd:
‘Zet je fiets op slot!’
Die had het goed begrepen.
Anders dan bij Matteüs en Lucas
voegt Marcus eraan toe:
‘Hij zal het meteen weer terugsturen’
De Heer is hier niet onder en boven de wet.
III
Voor je het weet is de theatervoorstelling voorbij.
De mantels worden weer omgeslagen.
Het groen wordt in de berm geschoven.
Het veulen wordt bevrijd van zijn last.
‘Hij trok Jeruzalem in en ging naar de tempel.
Nadat Hij daar alles gezien had, ging Hij –
want het was al laat geworden –
met de twaalf terug naar Betanië.’
Op zich is dat niet vreemd.
Dat er geen plaats was in de herberg,
is niet alleen iets voor kerst.
Zo vlak voor Pasen puilt Jeruzalem uit.
Wie er een slaapplaats wil moet diep in de buidel tasten.
Tot zover de feiten.
Want het gaat Marcus om het contrast.
Alles draait om Jeruzalem
Maar het begint en eindigt in Betanië.
Jezus heeft rond gekeken.
De drukte op het tempelplein staat op zijn netvlies.
Hij keert zich om. Ze gaan. Terug naar Betanië.
De schaduwen worden langer.
Het was al laat geworden.
Was het de ezel die Hij beloofd had terug te brengen
die Hem doet besluiten rechtsomkeert te maken?
Indachtig de regel uit de Thora:
‘Je zult je naaste niet beroven
en het vel over de oren halen.
Laat het loon van de dagloner niet bij je blijven
Tot de volgende morgen.’ (Lev. 19, 13)
Herinnert Jezus zich het woord van de profeten?:
‘Offers hoef ik niet!
Ik wil dat je gehoor geeft aan de schreeuw om ontferming.’ (Hos.6, 6)?
Teruggaan naar Betanië,
waar ze weten van die schreeuw,
is misschien minder spectaculair
dan met een stuk touw het tempelplein leeg vegen,
maar het zou wel eens in dezelfde richting kunnen wijzen:
de komst van Gods koningschap
waarin de laatsten de eersten zullen zijn.
IV
De mededeling dat het al laat geworden was
lijkt tamelijk overbodig
in het licht van wat er staat te gebeuren
in de komende week.
Pluk de dag, Jezus! Zo lang heb je niet meer.
Maar nee, Hij wil in Betanië zijn
Om met de mensen daar de nacht te verduren.
Marcus gebruikt de tijdsaanduiding ‘’s avonds’ laat met regelmaat
En nooit als introductie van een slaapliedje
Guten Abend, gut’ Nacht,
Von Eng’lein bewacht,
Hij gebruikt het voor de nacht waarin het spookt en stormt,
voor de nacht waarin Jezus wordt overgeleverd
voor de nacht waarin zijn dode lichaam door Jozef wordt geborgen.
Al in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie schrijft Marcus:
‘’s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan,
brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe.’
Bij hen wil Jezus zijn deze nacht, als een van hen.
Bij wie van het padje zijn geraakt.
Bij wie in Betanië wonen.
Bij wie louter nachtdiensten draaien
omdat ze anders niet kunnen bestaan.
Bij wie de ezel niet zomaar nog een dag kan missen.
Jazeker, alles draait vandaag om Jeruzalem
Maar het begint in Betanië en het eindigt in Betanië.
Pas als wie dáár wonen met gejuich worden begroet
en in Jeruzalem als pelgrims worden binnen gehaald,
en er veiligheid zullen vinden en waardigheid,
pas dan vindt Jeruzalem vrede.
V
Pelgrims onderweg naar het nieuw Jeruzalem
lopen niet langs bewegwijzerde wegen.
Om er ooit aan te komen
moet je van de route af durven buigen,
moet je af durven gaan op de schreeuw om ontferming
die vanuit de richting van Betanië komt,
om daar tussen de mensen
ook je eigen schreeuw te leren herkennen –
de pijn waarvan je niet wist dat die er nog zat
de kwetsbaarheid die jij je niet kon veroorloven
het geschonden menszijn
dat je op klaarlichte dag niet onder ogen durft te komen,
waar je naar leert tasten als het laat geworden is
en de zon al is onder gegaan.
Dat is de kerk.
Dat is de gemeente van haar Heer
Zij laat zich niet verleiden
om langs bewegwijzerde wegen
naar Jeruzalem te gaan.
Zij weerstaat de verleiding om de psalmen te zingen
en dan te vergeten dat daarin de roep te horen is
van wie wonen in Betanië.
Zij komt niet naar Betanië met antwoorden
en met de kennis van een snelle route naar Jeruzalem.
Zij leert met de mensen daar de nacht te verduren
En niet te rusten tot er recht gedaan is
aan de minsten van de mensen.
Zij bergt het lichaam van haar Heer
die de zonde van de wereld wegdraagt
zoals Jozef van Arimatea deed.
Zij verkondigt zijn dood totdat Hij komt
Zij wacht op het licht van de nieuwe morgen
zonder zeker te weten of het wel komt.
Maar waar zij van het padje durft te gaan,
daar zal aan haar het wonder gebeuren,
daar zal Hij aan haar verschijnen als de Levende
Dat is de kerk.
Dat is de gemeente van haar Heer.
Dat bent u.
Durf het te zijn.