Preek van de Week – Zondag 1 januari ’23

Numeri 6, 22 – 27
Lucas 2, 21 – 24
I
Vandaag is de achtste dag van Kerst.
Die achtste dag is in het Joodse geloof zowel einde als nieuw begin.
Met het grote feest op de achtste dag
wordt het Loofhuttenfeest afgesloten.
Een week lang kamperen in een zelfgemaakte hut
om vrolijk terug te denken aan de tocht
door de woestijn naar het Beloofde Land,
hoe God voor Israël gezorgd heeft.
Leren hoe kwetsbaar je bent en vieren dat dat geen ramp is.
Om die leerweg dan vervolgens mee te nemen in het gewone leven,
daarvoor is het grote feest op de achtste dag de opmaat.

Hoe laat je het kerstfeest doorwerken in je eigen leven
als het weer januari is?
Laten we maar eerlijk zijn, dat vinden we lastig.
We rekken het liefst de kersttijd wat op
en zijn blij als her en der tot ver in januari
nog slingers van licht te zien zijn.
Het kerstgevoel is ons heilig en doorspekt met weemoed.
Hoe zou je in godsnaam de boodschap van vrede op aarde
en God die plezier heeft in mensen moeten geloven in januari?

En toch kan het.
Niet omdat jij en ik zulke geweldige mensen zijn.
Wel omdat God de gestalte aangenomen heeft van een kind in nood.
Zodat jij niet meer hoeft te ontsnappen aan wat jou zo kwetsbaar maakt.
Want is dat ons kerstgevoel niet vooral?
Ontsnappen aan de sores.
Even spelen dat die er niet is.
Niet uit gemakzucht
maar omdat januari in het gezicht kijken gewoon niet te doen is.
Januari heeft het gezicht van mensen die geen kant op kunnen
en van een toekomst die een lange donkere winter belooft.
Wie van ons gelooft nou werkelijk
dat ontsnappen aan de eigen kwetsbaarheid
niet langer nodig is?

Zonder dat geloof sluipt er onbedoeld iets in Kerst
dat het feest te mooi maakt.
Opgeklopt mooi, bedoel ik dan.
Want wat is werkelijk mooier
dan het waagstuk van het geloof aan te gaan
en Gods aanwezigheid te ontdekken
in wat je in je eentje nooit aankunt
– God in je, God naast je, God tegenover je.
In gedeelde kwetsbaarheid.

II
De achtste dag is in het jodendom ook de dag
waarop een jongetje wordt besneden.
Ingegeven door alles wat kinderen wordt aangedaan
en met een beroep op het recht op lichamelijke integriteit,
worden vandaag indringende vragen gesteld bij de besnijdenis.
Waarom zouden religieuze wetten en gewoontes
zwaarder moeten wegen dan het belang van een kind?
Dat is mijns inziens een vraag die hout snijdt
en die meer verdient dan een plat antwoord – ja of nee.
Maar die vragen komen als een boemerang terug
omdat ze evenzeer en in versterkte mate gelden
voor hoe er wordt omgesprongen met de rechten van kinderen
op politiek en economisch terrein.
Denk aan de kinderen in de vluchtelingenkampen
aan de grens van Europa,
tot in het aanmeldcentrum Ter Apel aan toe.
Denk aan de kinderen in de naaiateliers in Azië, die onze kleding maken.
Denk aan de kinderen die in Afrika geronseld worden voor de strijd
en wapens in de handen geduwd krijgen,
die in het Westen worden gemaakt.

Wat dat met Kerst te maken heeft? Alles.
We zijn nogal gehecht aan ons goede gevoel
en aan onze vermeende morele suprematie.
De besnijdenis van kinderen aanpakken
gaat ons beter af dan snijden in ons eigen vlees
door de economische en politieke verhoudingen radicaal te hervormen
en daarmee recht te doen aan kinderen wereldwijd.

III
Op de achtste dag wordt Jezus als alle joodse jongetjes besneden.
Na de besnijdenis zegt de vader:
‘Geloofd zijt Gij, Eeuwige onze God,
Die ons opgedragen heeft om het kind binnen te voeren
in het verbond van Abraham, onze vader.’
Dat zal bij Jozef uit Nazareth niet anders gegaan zijn.
Dit kind is een geboren Israëliet,
zo wordt ook Lucas niet moe te benadrukken.
Hij is opgenomen in het verbond met Israël
en geroepen tot dezelfde toewijding
en dezelfde gehoorzaamheid als zijn volk.
Alles met Hem gebeurt overeenkomstig de Thora.

Er druppelt bloed. God snijdt in zijn eigen vlees.
Ongeschonden zal Hij nooit meer zijn.
God is niet van de glitters.
Hij woont niet waar men nog de luxe kent
om zich af te kunnen sluiten van wat kinderen wordt aangedaan
en waar onbekommerd en ongevraagd het ‘Ere zij God’ wordt ingezet.
Voortaan woont Hij onder ons, waar wij geen raad weten met onszelf
en met de wereld die wij hebben gecreëerd.
God wil bij ons zijn in januari.
En waar Hij het verbond met ons bevestigt,
daar komen direct ook alle kinderen in beeld,
die we niet wisten te beschermen tegen onszelf.
Dat gebeurt niet om ons gek te maken.
Maar om ons aan elkaar te verbinden als kinderen van één Vader.
Onze gedeelde kwetsbaarheid
en de wonden die we aan elkaar hebben opgelopen,
zijn voortaan zíjn hemel.
Fraai ziet het er niet uit. Heilzaam is het wel.
Want Hij is één van ons geworden.
Hij is erbij. En meer dan dat:
Hij is het hart van ons bestaan.

Ze roepen zijn naam: Jezus! – ‘De Ene redt’
Ook die hebben ze niet zelf bedacht.
Zo moest Hij heten, vertelde de engel Gabriël ,
‘nog voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen.’
– ‘de Ene redt’.
En je blijft je afvragen: ‘Hoe dan in godsnaam?’
Elk antwoord op die vraag doet tekort
aan het mysterie van Kerst en Pasen,
maar het begint hiermee:
‘Door één te worden met wie het niet redden.’

IV
Ruim twee weken geleden namen we hier in de dooptuin afscheid
van het doodgeboren kindje van Alina en Roele.
Hij heet Simeon.
Naar de oude man die het kindje Jezus in zijn armen nam,
toen hij door zijn ouders de tempel werd binnen gebracht.
Simeon die het geheim doorzag,
dat vlees en bloed geworden was in dit kind.
Het verhaal volgt direct op de evangelielezing van vandaag.
Volgend jaar zal het hier weer klinken.
En ook dan zal er aan de kleine Simeon worden gedacht.

Opnieuw.
Omdat ik vandaag niet zou weten
hoe ik het geheim van God,
die één geworden is met wie het niet redden,
beter kan verbeelden dan met wat zich hier toen afspeelde.
Hier zat een kring van mensen, die het stuk voor stuk niet redden.
Rond een kind dat het overduidelijk niet gered had.
En er was godzijdank geen God te bekennen
die recht praatte wat krom was of om de dood heen draaide.
Maar er was geen betere plek om te zijn dan hier.
Rond het doopwater waarin de kleine Simeon werd gedoopt.
Dóór het water van de doodsjordaan heen, niet eromheen.
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest
werd zijn naam geroepen
en werden de verbijstering en het gemis bevestigd
die de kring aaneen smeedden.
God werd hier één met wie het niet redden.
‘Of wij nu leven of sterven, wij zijn van de Heer’ klonk er.
Beide deden we, denk ik, tegelijk – leven én sterven.

Er is nog een reden waarom ik Simeon vandaag wilde noemen.
Maar die reden had ik al verklapt.
Dat is omdat het Kerstfeest zo onbarmhartig mooi kan zijn
en bij zo veel mensen aan laadjes trekt,
die je het liefst dicht zou willen houden.
Omdat de atmosfeer er niet naar is
om recht gedaan te kunnen worden.
– te mooi, te lief, te licht bevonden
Vraag het maar eens aan alle moeders die geen moeder werden
en zonder het zo gewenste kind de toekomst moeten omarmen.

V
Een nieuw jaar is net begonnen.
Het jaar onzes Heren 2023.
Ik haal die oude term toch maar weer uit de kerkelijke archieven.
Alles beter dan één voor één als een bal
de flipperkast van weer een jaar in te worden geschoten,
waarbij je alle hoeken en gaten krijgt te zien
en zeker weet dat het slecht uitstel is voor het verdwijnen in het gat.

Het jaar onzes Heren 2023 is een jaar waarin je wordt binnengebracht
zoals Jezus de tempel wordt binnengebracht
en je wordt ingewijd in het verbond met de Ene,
door mensen waar geen eer aan valt te behalen.
Over de datum als Simeon en Hanna,
of met een vlek op het blazoen als Maria en Jozef.
Elk jaar schrijft mee aan dat ene verhaal,
dat God de gestalte heeft aangenomen van een kind in nood.
Hij lijkt op jou net als op al jouw broertjes en zusjes
die het op eigen kracht ook niet redden.
Hij lijkt ook op de kleine Simeon,
die mee komt in het verhaal van de menswording van God
en die in dat verhaal met ons verbonden blijft.

Het is niet ‘maar’ een verhaal dat een loopje neemt met de feiten.
Het is een verhaal dat de feiten in een nieuw verband plaatst.
Een verband waarin niemand meer kan zeggen: ‘Je redt jezelf maar!’
En ook niet: ‘Het komt vanzelf wel goed!’
Een verhaal waarin er geen god meer bestaat
die jou van bovenaf zijn wil oplegt
en die jou kan maken of breken.
Maar ook geen God die de kolen voor ons uit het vuur haalt.
Een verhaal dat van onderop weeft
aan een nieuw wij, dat toekomst in zich draagt,
voort bouwend op het verbond van God met zijn volk Israël.
Een krachtig verhaal dat niet mee gaat in de doos,
als de kerstboom wordt ontmanteld
en de feestverlichting naar zolder gaat.
Het vertelt zich verder in januari
en in alles dat ons nog te wachten staat – kome wat komt.
Vertrouw je er maar aan toe.
Sta op!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.