Preek van de Paasmorgen

Johannes 20, 1 – 18

Pasen komt te vroeg.
Pasen komt altíjd te vroeg.
Want het is niet wat jij wilt.
Je bent er niet aan toe.
Nee, je bent er nooit aan toe.
In de nacht van de overlevering bidt Jezus in Getsemane:
‘Laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren’.
Dat is niet alleen een gebed voor de Goede Vrijdag.
Het is ook een gebed voor de Paasmorgen.
Zo donker is het nog in en om ons heen.
Het evangelie van de paasmorgen
zegt niet dat het té vroeg is.
Maar dit is dan ook niet óns verhaal.
Niet dat het buiten ons om gaat.
Maar het komt ons tegemoet
terwijl het nog donker is.
Ja, dát zijn wij.
Dáár zijn wij.

Als Maria van Magdala bij het graf komt,
ziet ze dat de steen voor het graf is weggehaald.
Probeer even niet te doen alsof u weet wat er aan het handje is.
Want dan wordt u de gelovige toerist.
En dat zou jammer zijn.
Voor gelovige toeristen blijft het open graf een gedenkplaats.
Het blijft trekken.
Wie wel eens in Jeruzalem geweest is,
weet waar ik het over heb.
Daar wordt een graftuin succesvol geëxploiteerd
op deze religieuze behoefte.

De evangelist Johannes gebruikt voor graf het woord gedenkplaats.
Als je daar de steen voor vandaan haalt,
is er sprake van grafschennis.
Sommige dingen doe je gewoon niet.
Maria van Magdala komt bij het graf
en keert terug bij het graf
om een eerste begin te maken
met het gedenken van Jezus.
Dat eerste begin heeft met denken weinig te maken.
Het is dúrven voelen,
móeten voelen.
Wachten op het moment dat de eerste scherf op zijn plek valt.
Daarna de tweede. Enzovoort.
Zodat de scherpe punten je van binnen niet steeds opnieuw verwonden.
Wachten op de dag dat je kunt gaan denken
aan wie je zo hartstochtelijk mist.

Een open graf helpt daar niet bij.
Daarom heet het grafschennis.
‘Ze hebben mijn Heer uit het graf weggehaald
en ik weet niet waar ze Hem nu neergelegd hebben.’
God, wat doet U ons vanmorgen aan?

Maria staat bij het graf en huilt.
Uit wat de gedenkplaats had moeten zijn,
maar nu alleen maar leegte is,
komen kleine vraagjes.
Overbodige vraagjes, zoals ‘Waarom huil je?’
Hoewel ’t natuurlijk een heel intieme vraag is:
‘Waarom huil je nou?… kerkmens?;
‘alles kwijt,’ zeg je?,
maar waarom huil je?’
Ja, wat een vraag; dat ligt voor de hand, niet?
‘Ja, maar wacht, wié zoek je dan?
Wat wil je nu, waar kijk je naar… waar wacht je op,…
wat zou je willen… naar wié ben je op zoek?’

Bij een gedenkplaats ben jíj de baas.
Ook al lig je van binnen aan scherven.
Het begint bij jou en het eindigt bij jou.
Als je met méér bent,
wordt een gedenkplaats een plek
waar verhalen zich opstapelen
en waar zich mythes vormen.
Een gedenkplaats krijgt dan iets massiefs.
Híer niet.
Hier is het gedaan met elke vorm van massiviteit.
Het open graf is de plek van de kleine vraagjes,
die je jezelf niet hoeft te stellen.
Ze wórden jou gesteld.
Met aandacht.
Om jou is het de vragensteller te doen.
Hij is niet jouw broer, jouw vriendin, jouw mentor.
Zij is niet jouw zus, jouw vriend, jouw pastor.
De vraagjes komen van buiten je bubbel.
Vreemde vraagjes.
Vraagjes van een vreemde.
In dit verhaal twee engelen.
Nee, niet de lichtwezens die passen in jouw verhaal.
Boodschappers van de Ene,
die jou als Vreemde bij uitstek tegemoet treedt.
Dit verhaal hoef jij niet zelf te maken en in de lucht te houden.
Pasen komt van buiten.

Pasen helpt je om geen gedenkplaats te maken van het graf van Jezus.
‘Hij is niet hier’ is de boodschap
die we uit het open graf te horen krijgen.
Dat is me nogal wat.
Weg, gedenkplaats!
Wat ze met die aangeklede graftuin gedaan hebben in Jeruzalem,
soms denk ik wel eens dat we dat ook met de kerk gedaan hebben.
Dat we van haar een gedenkplaats hebben gemaakt,
waar we zelf de baas over zijn geworden.
Een plek, waar verhalen tot mythes gemaakt zijn.
Niet een plek waar kleine vraagjes aan jou gesteld worden.
Van buiten. Door een vreemde.
Omdat het die ander om jou te doen is:
‘Waarom huil je?’ ‘Wie zoek je?’

Waar de kerk verwordt tot een gedenkplaats,
daar komt God met de bevrijdende boodschap:
‘Hij is niet hier’.
Maria kijkt om.
Als Jezus niet hier is, moet je wel omkijken.
Daar staat de tuinman.
‘Weet jij hier meer van?’ vraagt Maria door haar tranen heen.
Een eerste vraag bij de gedenkplaats vandaan.
Ja, Hij weet hier meer van.
Hij noemt haar naam in het verlengde van de kleine vraagjes.
Hij noemt haar naam, precies zoals Jezus dat kon.

En dáár is de herkenning.
Maria grijpt Hem vast.
‘Houd Mij niet vast,’ zegt Jezus.
Met dezelfde stem. Met dezelfde liefde.
Voortaan zul je me steeds opnieuw tegen komen.
Zolang je niet blijft plakken bij de gedenkplaats,
zul je me steeds opnieuw tegen komen.
Ik zal je uit de bubbel trekken,
waarin je je steeds weer terug trekt.
Maar ik zal het doen met liefde.
Ik zal de vreemdeling zijn die je ontmoet.
Ik zal me openbaren.
Ik sluit af met een persoonlijke belijdenis
van de Franse denker en mysticus, Michel de Certeau

‘Zonder jou kan ik niet leven.
Ik houd je niet vast
maar ik houd vast aan jou.
Jij bent altijd een ander – anders
en ik heb je nodig
omdat de diepste waarheid over mijzelf
tussen ons is’

Michel de Certeau (1925 – 1986)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.