Preek van de Week – Zondag 25 februari 2024

1 Koningen 19, 9 – 13
2 Petrus 1, 16 – 19
Marcus 9, 2 – 10

I
‘Wat doe je hier?’
Die vraag, die opkomt uit het gefluister van een zachte bries,
daar in het gebergte,
is ook een vraag aan ons.
Want mét dat wij hier de Bijbel openen,
zijn wij van toehoorders hoorders geworden.
Wij zitten niet in de zaal.
Wij zitten op het toneel.
Het verhaal is niet langer van toen en daar.
Het is van hier en nu.
Het spreekt tot ons.
Een duimpje posten naar boven of beneden is er niet bij.
Wij zijn spelers in het spel geworden.

Dus, zeg het maar: ‘Wat doet u hier?’
Ik voel weerstand.
U bepaalt zelf wel wat u hier komt doen.
En die vrijheid gunt u ook graag aan ieder ander
die vanmorgen besloten heeft om naar de Nieuwe Kerk te komen.
Het antwoord op de vraag: ‘Wat doe je hier?’ is strikt privé.
Het is niet aan de dominee om daar hier naar te vragen.
Hij moet blij zijn dat we nog komen.
We betalen onze kerkelijke bijdrage voor een goede preek op zondag,
waaruit voor iedereen wat troost en bemoediging te halen valt.
We willen best in gesprek over die vraag,
maar dan één op één en op eigen initiatief.
Geloof is hoogst persoonlijk.

II
Eén op één, dat is het daar ook.
Het is tussen Elia en de Ene.
Elia weet zich als enige overgebleven.
Hij heeft zich met volle overgave ingezet voor de goede zaak.
En dit is het resultaat.
Het volk heeft het verbond met God opgezegd.
Nu is Elia opgejaagd wild.
Goed, we herkennen ons niet
in die, door hem georkestreerde, slachtpartij onder de Baälpriesters,
in het verhaal dat hieraan voorafgaat.
Dat was religie op zijn slechtst.
‘Onze God is toch de beste, onze God is kampioen’
zongen van Kooten en de Bie ooit.
Van dattum. Brrr. Gauw vergeten.

Maar nu hij hier als eenling is overgebleven,
kunnen we ons wel met Elia identificeren.
Wij zijn stuk voor stuk ook eenlingen geworden.
Hoe lang houd jíj het nog vol om naar de kerk te gaan?
Hoe lang weet jij nog chocola te maken van het geloof?
Veel mensen zoals jij al lang niet meer.
De drempel van de kerk bleek laag genoeg
om er geruisloos uit te verdwijnen.
Er bestaat een eenzaamheid, die gegeven is
met de ruimte om zelf te bepalen
wat je al dan niet gelooft
en hoe je daar al dan niet vorm aan wilt geven.
Ruimte is mooi, maar het is wel een kunst om daarin je plekje te vinden.

Wat dat betreft is het aantrekkelijk
om nu bij Elia in de buurt te blijven.
Vooral vanwege de jaloers makende ervaring
van Gods nabijheid in het gefluister van die koele zachte bries,
alleen voor jou.
Wat zou het je helpen om die ook te kunnen ervaren
te midden van alles wat jou opjaagt, bang maakt,
en jouw geloof laat wankelen.
Wat zou je er veel voor over hebben om het ook te mogen ervaren.
Net zo overigens als al die mensen
die besloten hebben om hier niet meer te komen,
maar die op een andere wijze proberen om stilte te zoeken,
rust te creëren en geluk te vinden in een stormachtig bestaan,
waarin elk houvast er aan moet geloven.

‘Als er oorlog uitbreekt, dan stromen de kerken wel weer vol’
hoor ik wel eens zeggen.
Gelukkig hoor ik het steeds minder.
Want het is gewoon niet waar.
En we mogen hopen dat niet hier ook nog eens het geweld losbarst.
Mensen komen alleen als je als kerk wat te bieden hebt.
Ervaringen als die van Elia,
zo intens dat hij zijn gezicht verbergt in zijn mantel.
Maar die hebben we niet in de aanbieding.
De kerk komt niet verder dan zich op zondagmorgen
in de viering van de liturgie over te geven aan de Bijbelverhalen.
Dat is het tegenovergestelde van iets in de aanbieding hebben.
Je overgeven aan is geheel iets anders dan je iets toe-eigenen.

Het is ook iets anders dan je met volle overgave inzetten
voor de Ene, de God van de hemelse machten,
zoals Elia van zichzelf zegt.
Onze volle overgave, als daar nog iets van over is,
gaat de kerk niet redden.
Volle overgave is ook een vorm van toe-eigenen,
die voor anderen slecht uit kan pakken.
Zoals de Baälpriesters aan den lijve hebben ondervonden.
Die zelf overigens geen haar beter waren.
Jezelf met volle overgave het heil toe-eigenen
is een hobby van alle tijden.
Tot aan zelfverminking toe, als bij de Baälpriesters.
Zie eens wat wij er allemaal voor over hebben!

III
In het midden van het Marcus evangelie
wordt op de tweede zondag in de Veertig dagen
het verhaal verteld van de verheerlijking op de berg.
Ook wel de transfiguratie genoemd.
Voor de ogen van zijn naaste vrienden verandert Jezus van gedaante.
Hij glanst op een manier die je niet aan anderen uit kunt leggen,
omdat je er geen taal voor hebt.
Het is Jezus. Zonneklaar.
Maar dan zoals de hemel Hem ziet.

O, was jij er maar bij geweest!
Had je dat licht maar met eigen ogen kunnen zien.
En die stem uit de hemel met eigen oren kunnen horen.
Ja, dan was alles klip en klaar geweest.
Dan had je geen kerk meer nodig gehad om God te zoeken.
De ervaring zou voortaan in je ziel geprent staan.
Heel de Thora en de Profeten, Mozes en Elia samen,
zouden jou niet meer hoeven te worden uitgelegd.
In die ene ervaring kwam alles samen.
Je zou nooit meer leentjebuur hoeven te spelen bij het Boeddhisme.
Want je had de verlichting bereikt.
Je was op de top geweest.

Voor godzoekers heb ik nog wel een tip.
Bergen schijnen goede plekken te zijn
om ervaringen op te doen als die van Elia
of als die van de drie leerlingen van Jezus.
Niet voor niets bouwden mensen
van oudsher hun cultusplaatsen op hoogtes,
zo dicht mogelijk bij de hemel daarboven.
Vol verlangen naar een religieuze ervaring.
Godzoekers zijn in zekere zin goudzoekers.
Je moet er iets voor over hebben.
Vandaar de altaren op de hoogtes om te kunnen offeren.
Gewijd aan welke God dan ook.
Zekerheid krijg je niet zomaar.
Voor wat hoort wat.
Goden vragen offers.

IV
Het Marcus evangelie loopt overigens niet uit
op het verhaal van de transfiguratie op de berg.
Het toppunt is niet het eindpunt.
Het verhaal staat in het midden, maar het loopt er niet op uit.
Er is een vóór en er is een na.
En dat vóór en na gaat over het nabij komen van Gods koningschap,
te midden van hompelaars die zich door Jezus gezien weten
en onreinen die door Hem worden aangeraakt en rein verklaard.
Ik weet niet of wij er op zitten te wachten.

‘Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren.’
Zes dagen na wat?
Zes dagen nadat Jezus de mensen begon te leren
over verworpen worden en veel moeten lijden,
over gedood worden en over opstaan op de derde dag.
Toen Hij de menigte en zijn leerlingen bij zich riep
en tegen hen zei:
‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen,
zijn kruis op zich nemen en Mij volgen.
Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen,
maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie,
zal het behouden.’ (Mc. 8, 34 e.v.)

Wat de drie leerlingen gegund wordt om te zien,
is niet de hemel als het summum van geloven.
Nee, ze worden deelgenoot gemaakt
van de vreugde van God, de Vader, in zijn geliefde Zoon,
om zijn trouw aan mensen die gevangen zitten in onvermogen
en geen kant op kunnen.
De topervaring is geen doel in zich,
maar een lamp die in een donkere ruimte schijnt,
totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.
Aldus Petrus.
Een licht op ons pad, net als Thora en Profeten.
Een licht dat ons helpt om niet met de rug naar het donker te gaan zitten,
waar zo veel mensen het zicht op toekomst zijn kwijt geraakt.
Dáár, en niet badend in het licht op de top van de berg,
zullen we het leven vinden.
Ook al raken we alles kwijt,
mét hen die al lang weten hoe dat is.

V
De berg van de verheerlijking is niet via Google Maps te vinden.
Je kunt dus niet in de voetsporen van Petrus, Jakobus en Johannes,
door Jezus worden meegenomen omhoog.
Dat is een tegenvaller voor het toerisme
en voor iedere pelgrim die deze bergtop
zou willen afvinken op zijn bucketlist
omdat hij er hartstochtelijk naar verlangt
om zo dicht mogelijk in de buurt te kunnen komen
van wat er zich ooit heeft afgespeeld.

Maar weet u waarom de berg niet is terug te vinden?
Dat is om u.
Dat is om te voorkomen dat u zou denken
die ene berg te moeten beklimmen
om in de buurt van de hemel te kunnen komen.
Die berg kent u namelijk al lang.
En hij is vlakbij.
Het is uw leven.
Het is deze wereld.
Het zijn de toppen waar u zielsgelukkig was.
Het zijn de dingen waar u als een berg tegen op ziet –
de verwarrende contrasten van een mensenleven.
Het is het keiharde van de ongelijke verhoudingen,
de alfa mannetjes op hun apenrots,
degenen die verloren lopen en klem raken in de kloven.
Het is de berg waarvan de profeet belooft dat hij zal worden afgegraven.
Het zijn de dalen die zullen worden verhoogd.

Jezus neemt ons mee daarnaartoe.
Hij vraagt jou niet om eigenhandig jouw berg af te graven
en zelf jouw dalen te verhogen.
Hij gaat voorop.
En Hij vraagt jou om Hem te volgen.
Zeg je ‘ja’ en kijk je om je heen,
dan zie je allerhande mensen, die zijn als jij,
die opgehouden zijn om de hemel te bestormen
en zich topervaringen toe te eigenen.
Want het enige dat er nog toe doet, is dat Hij voorop gaat
en dat jij onderdeel van zijn gemeenschap bent geworden.

Ja, het gaat door dieptes.
Tranen zullen je deel zijn,
maar nooit zonder iemand naast je die ze afwist.
Er zal gemeenschap zijn, de hele weg die we hebben te gaan.
We zullen misschien duizend doden sterven,
maar we zullen opstaan met meer.
Want Hij is in ons midden.
En Mozes. En Elia.
En de hemel zal zich niet in kunnen houden
en ons in een nieuw licht zetten.
Niets hoeven we ons meer toe te eigenen.
Alles zullen we delen.
Want we zijn van Hem.

Geen idee of mensen van buiten aanslaan op dit verhaal
en zich bij ons willen voegen.
Maar een ding is zeker:
wij voegen ons bij hen.
In het spoor van Jezus.
Tot de dood niet meer zal zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.