Preek van de Week – Zondag 24 september ’23

Hooglied 5, 2 – 8
Matteüs 20, 1 – 16
I
‘Ja, mijn ziel zoekt naar God, in Hem vindt zij rust’
zongen wij in het intieme lied dat Chris Fictoor maakte
op een tekst van Titus Brandsma uit 1929.
Titus Brandsma behoorde tot de orde van de Karmelieten.
Hij was priester, journalist, hoogleraar,
maar bovenal een mysticus die God niet ver weg zocht,
noch God opsloot in zijn ziel.
Hij ervaarde God in het midden van zijn bestaan,
in een intimiteit die alles kleurde:
het alledaagse, zijn ziel, zijn zaligheid.

Titus Brandsma verzette zich in zijn journalistieke werk
vanuit dit midden tegen het nazisme
en werd daarom gemarteld en vermoord
in het concentratiekamp Dachau.
Op 15 mei 2022 werd hij heilig verklaard door paus Franciscus.
Nooit meer zal over hem louter in de verleden tijd worden gesproken.

II
‘Ja, mijn ziel zoekt naar God, in Hem vindt zij rust.’
Vanuit dit midden lezen we vandaag het evangelie van deze zondag.
Het mooie van het evangelie is
dat ze haar vreugde telkens weer anders prijs geeft.
We raken er nooit over uitgesproken.
Omdat wij geen dag hetzelfde zijn,
klinkt het evangeliewoord ook telkens weer anders.
Dat kan niet anders.
Want het wíl niet anders.
Het komt ons tegemoet.
Soms stil en diep verborgen,
dan weer als een klaroenstoot die je op doet schrikken.
Het is als het spannend spel tussen twee geliefden.

‘Ik zocht hem, maar ik vond hem niet,
ik riep hem, maar hij antwoordde niet’
hoorden we het meisje in het Hooglied zeggen.
Ja, dat kan ook!
Dat hoort ook bij het spannend spel.
De ene keer ben jij het meisje dat zoekt en roept en geen antwoord krijgt.
De andere keer is het evangelie het meisje
en ben jij het die zoek is en zich niet laat vinden.

III
Meestal is de boodschap van de gelijkenis
van de werkers van het elfde uur als een klaroenstoot,
die het economisch systeem, waarin wij ons bewegen,
even naar de leuning doet grijpen.
Gods koningschap als de zoveelste crisis van het economisch systeem:
Je hebt de schuldencrisis en de klimaatcrisis,
maar daarin en daar bovenuit dus ook: systeemcrisis van Godswege.
Gods koningschap is daar,
waar dat wat een mens nodig heeft om waardig te kunnen leven
de basis van alles vormt tegenover het recht op bezit,
het contract tussen werkgever en werknemer,
winstmaximalisatie en loon naar werken.
We happen even naar adem,
elke keer als we dit verhaal van Jezus opnieuw horen.
En we zijn bijna blij als het dan weer maandag is,
en de bestaande orde zich herpakt
en het nog steeds voor het zeggen blijkt te hebben.
Want, wees eerlijk, wat een chaos zal het niet geven
als de waardigheid en de bestaanszekerheid van ieder mensenkind
vanaf vandaag voorop staat.
Wie krijg je dan allemaal niet over de vloer?
En wat blijft er over van dat, waarvan jij dacht dat het van jou was?
Nee, liever op zondag even naar de leuning grijpen
als er weer zo’n verhaal van Jezus langs komt,
dan op maandag merken dat het bestaande systeem is vastgelopen.
Berg je maar als de boel echt in het honderd loopt!
Je idealisme en je moreel kompas zullen je niet kunnen helpen..

IV
Vandaag grijpen we niet naar de leuning.
We laten ons niet wegblazen door het evangelie.
Ook al ligt dat meer voor de hand
dan roepen dat we het er helemaal mee eens zijn
en dat we aan de kant staan van de heer van de wijngaard,
in wie we als recht geaarde gelovigen God allang hadden herkend.
Wie zich weg laat blazen door het evangelie heeft er meer van begrepen,
dan de gelovige voor wie het allemaal gesneden koek is.

Er is nog een derde optie: De leuning loslaten
of de triomfantelijke antwoorden
en er middenin springen.
Alles wat je zeker wist en alles wat je in handen had loslaten.
God zegene de greep. Er middenin.
En dan ontdekken dat daar zoiets bestaat als het oog van de storm.
Een wonderlijke stilte.
Een vrede die alle verstand te boven gaat.
En dan niet de stilte en de vrede van een resort,
waar je dankzij slagbomen niets hoeft te merken
van geweld en uitsluiting.
Nee, de stilte en de vrede, die horen bij de storm.
Ook als die storm je alsnog te grazen zal nemen,
zullen de stilte en de vrede het midden blijven vormen van jouw leven.
Al was het maar in de hunkering ernaar.
‘Zoals een hinde hunkert naar water,
zo hunkert mijn ziel naar jou, Machtige.
Naar de Machtige dorst mijn ziel, naar de Machtige levend.’
Van die dingen.

‘Houd het nou daar: in het midden’ zou Titus Brandsma zeggen.
Vlieg niet overal op af in een poging te redden wat er te redden valt,
aan de wereld en aan jezelf.
Jouw vrede sprokkel je niet bij elkaar.
Ze omgeeft jou. Ze draagt jou. Daar in dat midden.
Ons woord meditatie, daar zit dat midden in,
heb ik van Chris Fictoor begrepen.
In zekere zin: binnenskamers.
Maar pas op: dat is niet het kapelletje
dat jij voor jezelf hebt afgetimmerd.
Het is het kamertje van God in het midden van de storm,
waar jij ten allen tijde welkom bent.
U weet misschien wel dat het Stilteportaal bij de ingang van deze kerk
beter bezocht wordt dan de kerkdienst op zondag.
Het is zo’n kamertje van God in het midden van de storm.
Misschien wel meer dan deze kerkruimte.
Die is net iets meer van ons.
Het gaat er hier wat ordelijker toe dan daar in het Stilteportaal.
De gebeden, die er achtergelaten worden, getuigen van de storm.

Vanmorgen mediteren wij bij de gelijkenis
van de werkers van het elfde uur.
Het midden is vanmorgen het einde van de dag:
‘Toen hij tegen het einde van de dag nog eens op weg ging,
trof hij een groepje dat er nog steeds stond.
Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?”
“Niemand heeft ons ingehuurd,” antwoordden ze.’

Het kamertje van God in het midden van de storm
is niet noodzakelijk een plek waar je helemaal alleen met God kunt zijn.
Of misschien moet ik het anders zeggen:
Ook de ontmoeting met een ander kan een ontmoeting met God zijn.
Of een ontmoeting ín God, zo u wilt.
Het kamertje van God hoeft geen muren en een deur te hebben.
Het kan onder de open hemel zijn of in de publieke ruimte.
Zoals de ontmoeting tussen de heer van de wijngaard
en de werkloze arbeiders op het marktplein.
V
Het is een ontmoeting in het midden van de storm.
Welke gebeden zouden de werkloze arbeiders
achterlaten in het Stilteportaal?
‘O God, mijn kinderen! Weer geen fatsoenlijke maaltijd vandaag’.
‘God, wat ben ik waard? Niks!’ ‘God, ze mijden mij. Ik trek het niet meer!’
‘God, ben je me vergeten? Besta je wel?’
Evenzovele varianten op de gebeden,
die ik in de afgelopen jaren heb mogen lezen
en mogen meebidden op afstand.
Ze komen in de buurt bij de psalm,
die we straks mét de cantorij zullen zingen:
‘Wat zink je weg, mijn ziel. Wat overspoel je mij.’

In die ontmoeting in het midden van de storm zou je kunnen zeggen:
God is de heer van de wijngaard.
De werkloze arbeiders van toen zijn de werkloze arbeiders van vandaag
en veel meer dan alleen zij.
Zij zijn iedereen die het goede leven aan zich voorbij zien gaan.
Zij zijn jij en ik die tot in alle vezels voelen:
‘Wij zijn te laat! We hebben de boot gemist. God, hoe moet het verder?’
Toch denk ik niet dat we God en elkaar op die rollen moeten vastpinnen.

Er gebeurt iets waar mensen niet aan elkaar voorbij racen
in een wanhopige poging om de eigen zaakjes op orde te houden.
Er gebeurt iets als de een de ander ziet
en daardoor stil gelegd wordt en dan vraagt –
zonder oordeel, zonder weten: ‘Wie ben je?’
‘Hoe ben je er aan toe?’ ‘Hoe is het zo gekomen?’
En met die vraag treedt die ene de heilig ruimte binnen
waarin de ander die stap naar voren kan zetten
om de ruimte met die ene te delen:
‘Heb je even? Dan zal ik het je vertellen
en wat het met je doet als niemand je moet,
als al je wegen doodlopen.’
Dáár is het midden.
Daarover gaat het vanmorgen in de meditatio.
Daar gebeurt het onvoorstelbare.
Daar gebeurt God.
In de stilte van het luisteren.
In de vrede van het kunnen uitspreken wat niet deugt
en in het gehoord worden.

Natuurlijk gebeurt het ook in wat er vervolgens gedáán wordt:
in de uitnodiging om de oogst binnen te halen,
om het daadwerkelijk schouder aan schouder staan in de wijngaard,
om het uitbetalen van wat ieder mens nodig heeft
om het brood te kunnen delen
waardoor het mogelijk is naar de dag van morgen te kijken.
Naar de regel die nog geen regel is in deze wereld:
van de laatste naar de eerste, in plaats van andersom.

Maar het midden is dat wat er aan vooraf ging:
stil gelegd worden, de ander zien, je laten raken,
nooit meer de oude worden,
horen zoals je nog nooit gezien hebt,
weten dat wat er aan zit te komen – Gods koningschap – ongehoord is.
En dat, terwijl je niets in handen hebt.
Er is alleen die ander, die jou aankijkt, en jij die niet wegduikt.
Vluchten kan niet meer.

VI
Lieve mensen, veronachtzaam dat midden niet.
Verlies je niet in heilig moeten.
Alsof dat het koningschap Gods dichterbij zal brengen.
Wentel je niet in schuldgevoel om wat je de aarde hebt aangedaan.
Sluit je niet op in het tempeltje waar jij alleen de sleutel van hebt
en waar jij je gemoedsrust op peil probeert te houden.

Dichterbij dat alles is het midden
waarvan Titus Brandsma wist en waar hij van getuigde.
Het midden dat verzet mogelijk maakt
tegen structuren waarin we verstrikt zijn geraakt.
Het midden dat niet bestaat zonder de ander.
Het midden dat weet heeft van kwetsbaarheid
en van wat jammerlijk is mis gelopen.
Het midden dat van God is.
De stilte van wat jou de adem afsnijdt
wordt er tot vrede die alle verstand te boven gaat.
De leegte van het gapend gat dat jou scheidt van de ander,
wordt tot water waarover je kunt lopen – hand in hand.
Het wordt een weg door de zee.

‘Geef mij je licht en je hechtheid’ zingt de psalm
‘die zullen mij brengen naar je heilige berg, binnen in je huis.’
Daar gaat de kerk.
Zie je het gebeuren?
Zie je jezelf al gaan, ‘dansend in het feestgedruis’?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.