Preek van de Week – Zondag 14 januari ’24

Jesaja 62, 1 – 5
Openbaring 19, 6 – 10
Johannes 2, 1 – 11

I
God heeft vreemde voorkeuren.
Deze dan.
Die Ene.
Die van Ik-zal-er-zijn.
Wat goden willen weten we wel.
We hebben ze namelijk zelf verzonnen.
Ze willen het mooiste en het grootste.
Ze hebben de macht en willen jouw overgave.
Maar deze?
Die is hoteldebotel van jou.
‘Je zult heten Mijn verlangen en je land Gehuwde.’
De profeet Jesaja
heeft dat handjevol terug gekeerde ballingen uit Babel op het oog.
Zie ze staan tussen de puinhopen van Jeruzalem.
Waar zijn ze aan begonnen?
Hoe moet dit ooit wat worden?
Geen eer aan te behalen.
Ook aan jezelf niet.

Idealen zijn mooi.
En dromen staat vrij.
Maar elke poging om die te realiseren, word je betaald gezet.
Het breekt je bij de handen af.
Zo troosteloos.
Je staat er niet bij en je kijkt er niet naar;
nee, je bent er onderdeel van.
Wat je ziet, ben jezelf –
Troosteloos, Verlaten.
Idealen? Dromen?
Hoe kon je zo stom zijn.

Maar het is niet om jouw idealen,
niet om jouw vergezichten,
dat die Ene naar jou verlangt.
Het is Hem om jou te doen
en om de kaalslag waarin je een schuilplaats zoekt.
‘Je zult heten Mijn verlangen en je land Gehuwde.’
En je kunt je het alleen maar laten gezeggen.
Want het voelt zo anders.
Zo kun je jezelf ook niet zien.
Wij Jóuw verlangen?
Dit land Jóuw Gehuwde?
Ik toch niet?

II
Ons laten gezeggen, is dat niet wat wij hier ook doen?
Ons laten gezeggen dat God van ons houdt?
Zonder aanknopingspunt.
Kijk, het is heerlijk om blij met jezelf te kunnen zijn.
Koester het. Straal het uit.
Laat anderen ervan mee genieten.
Jíj, gezegend mens, wees een zegen.

Maar hier vieren we iets anders.
Híer vieren we ons tekort.
Gek hè? Dat zoiets kan.
Hier laten we ons gezeggen dat God dáár wonen wil.
Bij ons. Mét ons tekort.
Zo dicht op wat ons het meest eigen is –
dat wat je het liefst verborgen houdt
achter de kelderdeur van je ziel – ,
dat God alleen maar kan spreken
in termen van ‘Mijn geliefde’,
‘Mijn Verlangen’.

De lezing uit het boek Openbaring is in lijn daarmee.
Al het goede dat gedaan is door de heiligen,
waar Johannes op Patmos van spreekt,
zijn niet de prestaties die ze hebben geleverd,
niet de moed die ze hebben getoond,
of het zou de moed moeten zijn
om niet weg te lopen voor het eigen tekort,
de moed om de kelderdeur wijd open te zetten
naar heel de bliksemse bende erachter,
omdat God gezegd had dat Hij daar wilde wonen.
De spiegel van wat er om je heen gebeurt,
het nieuws dat je niet meer wilt volgen,
omdat het je boven het hoofd groeit,
te ellendig is voor woorden.
Dáár wil God wonen.
En daarom gaan de heiligen gekleed in zuiver stralend wit.
De angst te boven.
De eenzaamheid voorbij.

Het goede is dat ze zich hebben laten gezeggen
en dat ze God de eer daarvoor geven.
Wat moeten gelovigen ook anders
als ze met elkaar alleen maar kunt bogen op hun tekort;
als de kelderdeur niet langer meer
angstvallig gesloten gehouden hoeft te worden?
Net als Jesaja beschrijft Johannes deze beweging van God uit
als een bruiloft.
In dit geval: de bruiloft van het Lam.
Net als de terug gekeerde ballingen toen,
wordt nu ook de kerk ten huwelijk genomen.
Zij is de bruid van het Lam.

III
De lezingen uit Jesaja en Openbaring
helpen om het evangelie te verstaan.
Die boerenbruiloft in Kana, in Galilea,
is zoveel meer dan een feest, toen en daar.
Gelukkig maar, zou je denken.
Want als je het verhaal plat slaat,
kun je alleen maar concluderen dat het een bezopen verhaal is
waarin de hemel zichzelf diskwalificeert.
Alsof deze wereld zit te wachten op een God
die zeshonderd liter water in wijn verandert,
terwijl eilanden in zee verdwijnen
en kolkende rivieren huizen meenemen.

Er was een tijd dat het hip was
om in de preek te zeggen dat het verhaal niet waar gebeurd is.
Maar we mogen toch hopen dat er meer over gezegd kan worden dan dat.
Meer ook dan dat je het vooral symbolisch moet lezen.
De wereld waarin we leven heeft meer nodig dan symboliek.
En ook meer dan zeshonderd liter beste wijn.

‘Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea.’
Op de derde dag van wat?
Je bladert terug om het antwoord te vinden.
Het is op de derde dag sinds Johannes de Doper op Jezus wees,
aan de overkant van de Jordaan:
‘Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!’

Daarmee zijn we terug bij de beeldtaal van het boek Openbaring
en bij de bruiloft van het Lam.
Zitten de teksten dan niet stikvol symboliek?
Zeker, maar daarmee is de onverklaarbare liefde van de Ene,
die naar jou en jouw wereld uitgaat, niet symbolisch.
Niets is meer concreet dan dat wat liefde bewerkt.
En dat wij ons er niets bij voor kunnen stellen
dat de zonde van de wereld door die Ene wordt weggenomen,
betekent nog niet dat het daarom symbolisch gelezen moet worden.
De enige goede reden om van dit huis nog geen museum te maken,
is de boodschap die we mogen leven
en waarvan we mogen getuigen tussen de mensen,
dat God de zonde van de wereld wegneemt.
En dat is niet bij wijze van spreken.

IV
Op de feestlocatie staan zes stenen watervaten,
elk met een inhoud van ongeveer honderd liter.
Bestemd voor het Joodse reinigingsritueel.
Voor en na de maaltijd liet je water vallen in en over je handen.
Niet vanwege hygiëne.
Maar om je bij je komen en je gaan bewust te zijn
van alles wat er aan je kleeft.
Genoeg om een feest mee te kunnen bederven.
Genoeg om de toekomst mee te belasten.
De seculiere versie ervan voor vandaag
is je bewust zijn van je ecologische voetafdruk,
waardoor je beter op je doen en laten let.

Die zes waterkruiken zijn leeg.
Opgebruikt.
Een dooplied zingt:
‘Want al het water wast niet af, dat wij verzinken in dit graf’.
Wat de bruiloftsgasten met zich meedragen is te veel voor dit ritueel.
Kijk, als je het leven een beetje op orde hebt,
dan draagt zo’n ritueel wat bij aan een betere toekomst.
Maar daar in Kana, in Galilea, hebben ze het leven niet op orde.
Als je het ene gat met het andere moet vullen,
heb je niet de luxe om te doen wat hoort.
De religieuze leiders in Jeruzalem hebben daar geen notie van.
Ze oordelen erop los.
Ze kijken op hen neer.
Want de mensen in Galilea verpesten hun feestje,
bezoedelen hun hoogstaand ideaal waarin het beter moet en kan.
De mensen daar zullen hen nog eens meeslepen in hun graf.

Is het gek dat het feest daar in Kana maar niet van de grond komt?
De moeder van Jezus ziet het.
Ze kijkt met andere ogen naar de mensen
dan de religieuze leiders in Jeruzalem.
Daar heet ze moeder Maria voor.
Daarom steken wereldwijd zo veel mensen een kaarsje bij haar aan.

‘Ze hebben geen wijn!’ zegt ze tegen Jezus.
Dit gaat over vreugde die er niet is,
over recht dat niet gedaan wordt,
over toekomst die om zeep wordt geholpen.
Vreugde, recht, toekomst; daar staat wijn voor.
Ja, heel symbolisch,
maar zo verwijst ze naar het meest concrete,
naar het gat dat mensen met zich meeslepen
en waar ze voortdurend in verdwijnen.
Dit gaat dus niet over een logistiek probleem op een bruiloft,
toen en daar.
En het valt de Bijbelvertaling te verwijten
dat die wel deze suggestie wekt.
De wijn ís niet bijna op.
Er is gebrek.
Gebrek aan vreugde.
Omdat de mensen daar in Galilea permanent gebrek lijden
en dan vanuit Jeruzalem te horen krijgen dat ze in gebreke blijven.
Moeder Maria zegt niet: ‘Ze hebben geen wijn meer.’
Ze zegt tegen Jezus: ‘Ze hebben geen wijn!’
Tegen wie anders?

Direct na dit verhaal reist Jezus naar Jeruzalem
om daar met een stuk touw
de geldwisselaars en de handelaren in offerdieren de tempel uit te jagen.
Met de hartstocht van de hemel
die ook de hartstocht van zijn moeder Maria is.
Met de mensen uit Galilea op het netvlies, die gebrek lijden
en in gebreke blijven
en vanuit Jeruzalem te horen krijgen
dat ze beter hun best moeten doen.
‘Jullie vermarkten het huis van mijn Vader voor eigen gewin.’
En dan gaat het om meer dan alleen de centen.
De vreugde van jullie wetsbetrachting
groeit op het graf van de vreugde van wie in Galilea leven.

V
Terug naar de bruiloft in Kana,
waar – God mag weten hoe –
de bruiloft vaart krijgt en een feest wordt.
De beste wijn tot het laatst bewaard.
De omkering van alles.
‘Hoe verzin je het?’ vraagt de ceremoniemeester aan de bruidegom.
Maar die is hiervoor niet verantwoordelijk.
Dat is de gein van dit verhaal.
Je bent ontslagen van de last.
Jou rest alleen de vreugde vieren.
Dichter bij het geheim dan de bedienden, de diakenen, komen
kom je echt niet.
Dit is dus wat Johannes de Doper wilde zeggen
toen hij op Jezus wees en zei:
‘Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!’

Dit is wat de kerk te vieren en te verkondigen heeft.
Helaas heeft ze zichzelf te lang en te veel
als het Jeruzalem voor de wereld beschouwd.
Meer iets voor priesters dan voor diakenen.
Met haar voorwaardelijke vreugde
en het onontkoombaar ‘voor wat, hoort wat’ dat in elke religie sluipt.
Alleen een diaconale kerk weet
dat tegenover het Lam van God niets anders hoeft te staan
dan de mens, die niet eens hoeft te zeggen:
‘Kijk wat er van mij is geworden!’,
omdat het wel aan haar is af te zien
Maar zie de lach op haar gezicht,
de beker wijn die hoog gehouden wordt
en de toast op de toekomst
waaruit je niet weg kunt vallen.

En wij maar zeuren dat we zonde
zo’n vervelend woord van vroeger vinden.
Laat je hier maar gezeggen
bij brood en bij wijn
dat zonde een vrolijk woord is
en dat Gods verlangen naar jou uitgaat.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.