Preek van de Week – Zondag 7 juli ’24

Ezechiël 2, 1 – 7
Marcus 6, 1 – 6

I
Huh?
Ze weten niet wat ze horen,
daar in de synagoge in zijn vaderstad.
‘Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria
en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon?
En wonen zijn zussen niet hier bij ons?’

Een regel uit het lieve liedje,
gezongen door Wim Sonneveld
begon te zingen in mijn hoofd –
waarom weet ik ook niet goed:
‘Ik heb hun vaders nog gekend,
Ze kochten zoethout voor een cent.
Ik zag hun moeders touwtje springen.’

Het dorp. U weet wel.
Het zingt over wat voorbij gegaan is
en weemoedig stemt.

Lang heeft het bij mij een snaar geraakt
maar dat is op de een of andere wijze
ook voorbij gegaan,
net als het dorp zelf
en alles waar het voor staat.
Misschien is het omdat heden en toekomst
alle aandacht vragen.
De dingen staan op scherp.
Ik hoef u dat niet uit te leggen.
Het is alsof we collectief een fuik zijn ingezwommen.
Wie vandaag doen
alsof we terug kunnen naar dat dorp van toen
spelen een gevaarlijk spel.
Compleet met zondebokken en schijnoplossingen.

II
Nu weet ik nog steeds niet goed
waarom dat liedje in mijn hoofd begon te zingen.
Misschien heeft het ook te maken
met de knip in het leesrooster voor de zondagen.
Vanaf Hemelvaart hebben we hier gelezen
over het leven van de eerste gemeente
uit het boek Handelingen van de apostelen –
dat boek waarin de gemeente haar grenzen verlegt
en het evangelie de wereld ingaat
en de Geest in steden harten verovert
en levens verandert.
In september pakken we die draad weer op.

Vandaag lezen we in het Marcus evangelie over Jezus,
die op zijn trektocht door Galilea Nazareth aandoet,
de stad (nou ja, wat heet) van zijn kindertijd.
Dat is nogal een overgang.
In vergelijking met Jeruzalem
en het vizier op Rome,
met knooppunten als Antiochië en Damascus,
zijn we nergens of terug bij af.
‘Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets.
Maar het is waar ik geboren ben.’

Het voelt als terug gaan in de tijd,
terug gaan achter Pinksteren en Pasen.
Terug naar het dorp van toen.
Terug naar de ansicht en herinneringen
waarvan Wim Sonneveld zingt.

III
Waar zitten wíj in dit verhaal?
Waar staat de gemeente voor?
Ja, voor openheid naar de stad en de cultuur.
Voor mooie muziek en voor een inspirerend woord.
Voor tolerantie en voor zorg naar elkaar.
Zaken om zuinig op te zijn.
Maar vat dat het goed samen?
Is dit de kern?
En gaan we het daar mee redden
nu kerk en wereld samen geen antwoord hebben
op wat er op ons afkomt –
De olifant die al in de kamer staat.
Die van klimaatverandering,
van aardverschuivingen in de internationale verhoudingen
en alles wat die teweeg brengen?

‘Thuis heb ik nog een ansichtkaart
waarop een kerk, een kar met paard’

zingt Wim Sonneveld.
Zijn we uiteindelijk niet dat,
als we achter de mooie woorden over onszelf
en achter onze geloofstaal durven te kijken?
Met een beetje fantasie kun je zelfs zeggen
dat we in die ansichtkaart wónen –
Wat een plaatje is het deze kerk!
En Jezus, staat die ook niet op die ansichtkaart
naast die kar met paard?
Houden we hier niet eerder herinneringen levend
dan dat we in geloof de weg naar voren gaan.
En dan bedoel ik niet het geloof
dat God het voor zijn beminde gelovigen
allemaal toch wel ten goede zal keren,
is het niet hier, dan tenminste daar.

Nee, dan bedoel ik dat Jezus een levende realiteit is,
dat deze wereld van Hem is,
die is en was en komen zal.
Geen plaatje op een ansichtkaart,
die je erbij pakt
als je even de behoefte voelt
om met de rug naar de wereld te gaan zitten,
om even niet naar de olifant te hoeven kijken
die zomaar met zijn lange snuit
het mooie sprookje uit kan blazen,
dat leven heet en aarde.

IV
Geloven we dat?
Dat Jezus een levende realiteit
en dat deze wereld van Hem is?
U hoeft echt niet direct ‘ja’ te zeggen.
De toekomst staat of valt niet met wat u gelooft,
maar met zijn levend makende aanwezigheid
tussen mensen.
Dat de gemeente het lichaam van Christus is
en Jezus niet het plaatje is
op de ansichtkaart van de kerk,
dat hangt niet op jou en mij
maar op Hem.
Hij zal ons lastig blijven vallen
zoals God bij monde van de profeet Ezechiël
de gemeente van Israël blijft lastig vallen:
‘En of ze nu horen willen of niet –
Het is immers een opstandig volk –,
Ze zullen weten dat er een profeet
in hun midden is geweest’ [Ezechiël 2 vers 5]
‘Je moet tegen hen zeggen:
Dit zegt God, de Ene…’ [Ezechiël 2 vers 4]

We hebben meer gemeen met de gemeente van Israël
dan u misschien zou denken.
Zolang de ansichtkaart
waarop een kerk, een kar met paard
nog voldoende motivatie geeft
om op zondag naar de kerk te komen,
zolang zult u het ook moeten verduren
om uitgemaakt te worden
voor een halsstarrig en eigenzinnig volk.

V
Kijken we naar het evangelie van de zondag
met de ansichtkaart van het dorp in de hand,
dan dringen de overeenkomsten zich op.
Er is meer ruimte voor nostalgie
dan in de lezingen uit de Handelingen van de apostelen.
Daarin ruik je Europa en de wereld al,
het verleggen van grenzen,
de dynamiek van de Geest
die een brug slaat tussen toen en nu.
Hier niet.
Hier zie je Jezus gaan tussen de korenvelden.
En zelfs de kar, getrokken door een ezel,
lijkt op die van de ansichtkaart in jouw hand.
Ach ja, Galilea.
Het is alweer bijna Kerst..

Maar de kerk is niet van nostalgie,
hoe goed ze ook haar best doet
om het tegendeel te bewijzen.
Ze is van Hem, die is, die was en die komt.
Het evangelie van de zondag
is niet van nog langer geleden
dan de ansichtkaart.
Het is van nu en hier
en spreekt tot bange mensen
die nood hebben aan plekjes
waar je even met de rug naar de olifant kunt gaan zitten.

Als Jezus zijn vaderstad opzoekt
en op sabbat in de synagoge onderricht geeft,
dan zitten wij daar ook.
Ik zei al:
we hebben meer met de gemeente van Israël gemeen
dan we wel eens denken.
In Christus zijn zijn broers en zussen ook de onze.
Wat doet Hij daar?
Wat doen wij daar?
Hij is er aan het ‘lernen’.
Dat is een vorm van onderricht
waarin de hoorders helemaal meekomen
en niet de kans krijgen
om met de rug naar de olifant te gaan zitten.
Lernen is Gods Woord in actie zien,
aan huid en haar ervaren wat God te zeggen heeft
en daarin meegenomen worden,
of je het nu wilt horen of niet,
hoe opstandig het je ook maakt.
‘Lernen’ leert de kerk van de synagoge.
Onmogelijk wordt het je gemaakt
om te zwelgen in vrome woorden
en jezelf hooggestemde idealen op te spelden.
‘Lernen’ is het monster recht in de bek durven kijken
omdat je het hebt leren spellen
met hart en ziel en heel je verstand:
‘Dit zegt God, de Ene…’.

Daar in de synagoge wordt het ze te veel,
wordt Híj ons te veel.
‘Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria
En de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon?
En wonen zijn zussen niet hier bij ons?’

Ja, dat is Hij. Mens van vlees en bloed. Voluit.
Maar een die samenvalt met Gods scheppend Woord.
‘Dit zegt God, de Ene’ is Hij.
God van vlees en bloed
te midden van mensen die zich geen raad weten
met de dag van vandaag,
laat staan met die van morgen.
Vandaag weten we ons geen raad met Hem
daar in de synagoge van Nazaret.
We grijpen met de gemeente van Israël daar
naar de noodrem.
Terug in het hok jij, waar we allemaal thuis horen.
Terug naar de ansichtkaart
met daarop een kerk, een kar met paard.

Maar er is geen hok.
En er is geen fuik.
Want Hij is daar,
die is, die was en die komt.
Hij trekt verder en komt ons tegemoet
in al die mensen die zich vandaag al geen raad weten,
voor wie de vluchtroute van de nostalgie
al lang is afgesloten.
En die ook nog eens bedreigd worden door onze angsten
omdat ze niet passen in het plaatje van onze ansichtkaart.
Hij is hun reisgenoot.
Hij stierf hun duizend doden
en is er uit opgestaan.
Met de wonden van de aarde en de mensheid
in zijn opstandingslichaam
komt Hij ons tegemoet en is Hij onze reisgenoot.
Kome wat komt.
Maar aan de angst voorbij.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.