Het was een vreemde dag geweest. ’s Ochtends kreeg ik te horen dat ik een corona test moest laten afnemen. Vervolgens kwam ik als een verzopen kat bij de testlocatie aan, na de ergste bui in mijn heugenis op m’n dak te hebben gekregen. Een half uur na de test kreeg ik een negatieve uitslag, voor de derde keer. Gelukkig maar. En toen kwam er weer een bui, en weer een, en voor de verandering ook nog maar wat hagel. En elke keer weer, zat ik daar maar. Uit het raam starend, aan tafel achter mijn laptop. Ik dacht dat de dag zo zou eindigen, maar de lente had toch nog een verassing achter de hand gehouden.
De zon begon te schijnen, en niet een beetje, echt schijnen. Alle wolken waren weg, de vogels kwamen tevoorschijn en alle zorgen van die dag verdwenen letterlijk als sneeuw voor de zon.
Ik trek mijn schoenen aan en ga de deur uit, langs de Kardinge bult, om de voetbalvelden heen. Voor ik het weet hoor ik een bekende stem van achteren klinken, en mijn zevenjarige zelf komt voorbij crossen op een rode step, samen met mijn vriendin Frouke. Frouke en Wouke, het gevreesde duo, dat altijd buiten te vinden was, op alternatieve avonturen. Als er iemand goed kon lachen, was het die Wouke wel, samen met Frouke.
Ik stop even en kijk over mijn schouder van links naar rechts. Zo’n mooi panorama dat voor mij uitgestrekt ligt. De natuur die zo goed haar best doet en altijd haar beste en mooiste beentje vooraan zet. De bomen langs het fietspad zijn in volle bloei, terwijl ze in mijn herinnering gisteren nog kaal waren. Het gras is hoog gaan staan, dansend op de maat van de zachte bries die ze tegemoet zingt. Nog wat verder naar rechts staan de koeien te grazen. Ik kijk nog wat beter en zie nieuwe kalfjes tussen de mama’s in staan. En voor ik het weet, staar ik naar het huis wat daarachter staat, met de grote bomen in de achtertuin. Dat huis, daar woonde Frouke met haar vader. Daar begonnen al die avonturen.
Hoe mooi dat gevoel kan zijn. Om je na al die jaren en zo veel ervaringen nog steeds zo jong te kunnen voelen. Ik weet het, ik ben nu nog steeds jong, maar anders.
Elke dag binnen zitten is niet goed voor je jeugd, die conclusie trok ik daar op dat fietspad in de zon, starend naar het schilderij wat voor me lag. Of je nu jong of oud bent, je jeugd gaat nooit weg.
Ik ben nu eenmaal een lente kind, een ram uit april, ik kom gewoon tot leven als ik de bloemen zie opspringen en de bomen weer groen zie worden. Zo ben ik gewoon, net als twaalf jaar geleden. Dat is mijn jeugd, de lente.
Die dag was mijn lentedagje. En ik heb hem vastgelegd voor de komende jaren. Zodat ik, als ik oud ben, mijn jeugd altijd weer even terug kan vinden.
Wouke Mollema
Lentedagje is de opvolger van Winterdagje. Miniatuurtjes om de lezer een hart onder de riem te steken in Corona tijd. Twee keer in de week: op dinsdag en op vrijdag. De schrijvers zijn Tirtsa Liefting, Matty Metzlar, Tim Smid, Evert Jan Veldman, Alexandra Matz, Erwin Landman, Marieke Laauwen, Arjen Zijderveld. Nieuw zijn Joanneke Smeenk en Wouke Mollema
Dag lieve Wouke,
Hartelijk bedankt voor jouw opbeurend bericht. In mijn gedachten zag ik jou daar fietsen, genietend van alles om je heen. Blijf genieten Wouke soms van heel kleine dingen.
Succes met je studie, misschien kunnen wij nog eens, t.z.t. nog eens genieten van jouw muziek, je zang.
Lieve groet ,ook aan je ouders en tot ziens,
Trijinie v.d. Molen