Deuteronomium 4, 1 – 2 . 20
Handelingen 11, 1 – 18
Marcus 8, 34 – 37
I
Ik wil graag iets met u delen.
We hebben elkaar immers een tijdje niet gezien.
Vakantie en zo.
Het is niet zo opzienbarend
als wat Petrus overkwam in Joppe –
dat visioen terwijl hij aan het bidden was.
Maar het raakt er wel aan.
Relevant genoeg om met u te delen
zoals Petrus dat deed met de thuisgemeente in Jeruzalem.
Er wordt iets als een laken
aan vier hoeken neergelaten uit de hemel.
‘Het komt op mij toe’ vertelt Petrus.
En in dat laken het vee en de wilde dieren,
fladderende vogels en kruipende reptielen,
al dat wemelende leven van de vijfde en de zesde scheppingsdag.
Ik was niet op bezoek in Joppe.
Ik was in Utrecht, in de wijk Kanaleneiland,
op bezoek in Villa Vrede, de voormalige buurtbieb.
Het is een wijkkerk en een buurthuis ineen.
Het is lunchtijd en mij wordt gevraagd of ik straks ook mee eet.
Even verderop aan een tafel wordt er taalles gegeven.
Aan de andere kant vergaderen vrouwen uit de buurt.
Ik zit aan tafel bij een jonge Afrikaanse man.
Net als ik is hij er voor het eerst.
Maar daarmee houdt elke vergelijking ook wel op.
Hij komt voor het spreekuur voor ongedocumenteerden –
U weet wel. Mensen die ‘nee’ gekregen hebben op hun asielverzoek.
Ze mogen hier niet blijven, maar terug gaan is de laatste optie.
Voor henzelf. En vaak ook voor het land van herkomst.
Geen Burgerservicenummer. Geen paspoort.
Hij is op zoek naar een slaapplek
en naar een manier om illegaal wat geld te verdienen.
In afwachting van de lunch raken we in gesprek.
Over voetbal en hip hop dans gaat het.
Hij is meer dan een toeschouwer, merk ik.
Dus vraag ik hem waar hij heeft leren voetballen en dansen.
Hij schudt zijn hoofd. Hij heeft het niet geleerd, zegt hij.
Om vervolgens te vertellen over een oom die kon rappen en dansen.
Hij kijkt me aan en zegt: ‘It came to me’ – ‘Het kwam tot me’.
Dat hij kan voetballen, dat hij kan dansen
komt omdat het tot hem kwam.
II
Het is een subtiel verschil.
Tussen iets geleerd hebben
en iets dat tot je is gekomen.
Als je iets geleerd hebt, is het van jou geworden –
Jouw kennis, jouw competenties, jouw vaardigheden.
Als iets tot je is gekomen,
ben je je bewust van het wonder daarvan,
dat het van buiten kwam,
dat er een Ander in het spel is,
dat er meer is dan ik.
Geldt dat ook niet voor Gods genade?
Het gold in ieder geval voor de ontmoeting
daar aan tafel in Villa Vrede.
Die kwam tot me.
Als ik in het centrum zou staan van mijn zelf ontworpen leven
zou de herinnering aan deze ontmoeting vervaagd zijn.
Maar hij blijft bij me
ook al hebben we geen contactgegevens uitgewisseld.
Hij kwam tot me en is niet meer weggegaan.
Dat is de lastige kant van de genade.
Ze stelt vragen bij de antwoorden die je hebt geleerd:
Dat er nu eenmaal wij en zij bestaat,
dat er grenzen zijn om te bewaken
omdat ze je anders onder de voet lopen,
dat jij hier hoort en hij dáár
III
Dat is ook de verwarring bij Petrus.
Hij is aan het bidden
en waar hij God ook om gevraagd heeft,
niet om dit.
Bidden is een riskante onderneming.
Het is niet altijd goed voor je gemoedsrust.
Op zoek naar vastigheid in het leven dat je leeft,
is er de verwarring waarmee God op de proppen komt.
Dat niet al onze gebeden worden verhoord,
daar hebben we mee leren leven.
Door schade en schande volwassen geworden.
Maar dat God antwoordt op een wijze
die je als gelovige absoluut niet kunt plaatsen
en die alles wat je geleerd hebt onderuit lijkt te halen,
dat is verwarrender dan nul op je rekest krijgen.
Álles krijgt Petrus op zijn bordje.
Hij hoort een stem die tot hem komt:
‘Sta op, Petrus, slacht en eet!’
‘Ik dacht het niet, Heer!’ antwoordt hij.
Nog nooit is iets ongewijds of onreins zijn mond binnen gekomen.
En dat heeft Petrus niet zelf verzonnen.
Het gaat terug op de bevrijding uit de slavernij.
Het gebod gaat terug op God zelf
als een markering van de uitverkiezing van Israël,
dat zonder deze God geen naam mag hebben,
geen recht heeft op bestaan.
Dat gebod overtreden is voor Petrus
het ondergraven van wie hij is,
van het wonder dát hij er is.
‘Sta op!’ zegt de stem.
Sta op uit het bestaansrecht dat je hebt verworven
door het houden van de wetten die ik heb gegeven
en die je vader en je moeder je hebben ingeprent.
Sta op en weet dat je leeft van mijn genade.
‘Wat God reinigt mag jij niet ontwijden’ zegt de stem.
De genade verwart.
Want wie ontwijdt er hier?
Is het niet God zelf?
De genade zet alles op de kop.
De genade brengt alles terecht.
IV
Maar hoe dan?
Vanwaar deze hemelse gekkigheid?
In het visioen zitten verwijzingen verborgen
naar de viering van de Maaltijd van de Heer.
Tot drie keer toe klinkt er de stem:
‘Wat God reinigt mag jij niet ontwijden!’
Drie keer wil zeggen:
We zijn hier op het speelveld van de Levende
die op de derde dag opstond uit het graf.
We zijn hier gewend om het sacrament te vieren
met feestelijke woorden,
met brood dat leven geeft
en wijn die het hart verheugt.
En daar is alle reden toe
als we niet bang zijn om daaronder
de oude woorden te horen:
‘Neemt en eet!’
Ze liggen dichtbij wat Petrus te horen krijgt:
‘Sta op, Petrus, slacht en eet!’
Maar we zijn wel bang.
Want we willen niet herinnerd worden
aan die oude bloedtheologie
waarin een onaantastbare God zijn Zoon offert
om onze zonden te verzoenen.
‘Neemt en eet, gedenkt en gelooft
dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is
tot een volkomen verzoening van al onze zonden.’
Dat klinkt toch even anders nietwaar dan
brood dat leven geeft en wijn die het hart verheugt?
En beide is waar als je de apostel Paulus mag geloven,
Als je hem hoort spreken over Christus ons paaslam,
dat is geslacht.
Van het wonder van de zelfovergave van God,
waarin Hij zichzelf ontwijd heeft om ons,
heeft de kerk maar al te vaak een waarheid gemaakt
die ze zelf in pacht nam.
Zíj snapte het en jij moest het snappen.
Maar er valt hier niets te snappen.
Je mag je er aan over geven,
je toevertrouwen aan een God die lijden kan.
Dat is geloven boven alles.
En dat is geen makkie voor mensen zoals jij en ik
die graag willen weten hoe het zit
vóór ze zich ergens aan committeren.
Dat is ook de boodschap aan een kerk die het net iets te goed weet
en daar niet zonder kan.
Bang als ze is om zichzelf te verliezen.
Bang om over zonde te spreken
als het haarzelf evenzeer aangaat
als de wereld waartegenover zij zich profileert.
Haar zonde is bovenal dat zij denkt te weten hoe het zit.
V
Het is uit de mode geraakt
om boven een bericht van overlijden te schrijven:
‘Mijn genade is u genoeg!’ –
een quote van de apostel Paulus uit een van zijn brieven.
Daar zit ook wel wat in.
Alsof het in de genade van God
alleen maar zou gaan over het zielenheil
als persoonlijk passe-partout voor de eeuwigheid.
In zijn zelfovergave verzoent God de wéreld met zichzelf.
Niet pas aan het randje van dit leven
en niet omdat ik het hier zeg,
maar omdat dit het goede nieuws is dat de kerk te verkondigen heeft.
Het kwam tót haar.
En daarmee zijn we terug aan tafel in Villa Vrede
in de wijk Kanaleneiland in Utrecht.
Met de man zonder papieren die er tot mij kwam.
Zijn blik en lichaamstaal staan op mijn netvlies
en willen maar niet vervagen.
Zijn woorden klinken in mijn oren:
‘Ik heb het niet geleerd. It came to me. Het kwam tot me.’
Dat God de wereld met zich verzoend heeft
zag ik daar terug in de ruimte van die afgeschreven buurtbieb:
de rijen stoelen met hier en daar een liedboek of een bijbel,
die herinnerden aan zondag,
de tafel waar taalles aan de gang is,
de vergaderende vrouwen van Kanaleneiland
die hun roots overal op de wereld hebben,
de geur van de warme lunch die uit de keuken komt,
de man die tot mij komt en die wacht op het inloopspreekuur
voor ongedocumenteerden.
Hier geldt de waarheid van ‘Mijn genade is U genoeg!’
zonder dat iemand ervoor hoeft te tekenen bij het kruisje.
Als Petrus terug komt in zijn thuisgemeente in Jeruzalem
heeft hij wat uit te leggen.
Want er zijn dingen die je als Jood niet doet
en die hij wel gedaan heeft:
Eten met onbesnedenen, met niet uitverkorenen.
Nu kom ik thuis bij u na een welkome zomerstop
Om u iets uit te leggen wat ik niet uitleggen kan.
Hoe halen we het in ons hoofd om te zeggen:
‘Ik hoor hier, maar jíj niet’?
Nou, simpel: omdat de wet het zegt
en die wet volgens het grote merendeel van de bevolking
nog wel wat aangescherpt mag worden.
Maar de kerk heeft een ander verhaal
en dat is niet afhankelijk van wat u of ik er van vind.
Hier gelden niet de meeste stemmen.
Hier geldt het ene dat tot ons komt:
‘Mijn genade is u genoeg!’
En dat is wat we hier vieren
met brood dat leven geeft en wijn die het hart verheugt.
‘Sta op! Neem en eet.’