Preek van de Week – Zondag 28 juli 2024

N.a.v. een preek van Paul Tillich: ‘Aanvaard’ (‘You are accepted’)

Daarna kwam de wet, en met de wet kwam ook de misdaad. Maar waar de zonde overvloedig is, daar is de genade nog overvloediger. –  ROMEINEN 5:20 

‘Deze woorden van Paulus vatten zijn apostolische  ervaring, zijn hele godsdienstige boodschap en de christelijke levensvisie als in een notendop samen. Ik heb het altijd onmogelijk gevonden om over deze woorden te spreken of zelfs om ze tot onderwerp van een of meerdere preken te maken. Ik heb ze nooit eerder durven te gebruiken’.

Zo begint Tillich zijn preek met de titel ´You are accepted´ in het Nederlands vertaald met ´Aanvaard´. Een preek over, volgens hem, de meest wezenlijke feiten van ons bestaan, namelijk de overvloed van onze zonde en de nog grotere overvloed van de genade. Tegelijk zijn volgens hem weinig woorden bevreemdender dan de woorden ‘zonde’ en ‘genade’. Ze hebben veel van hun oorspronkelijke kracht verloren, waardoor we ons serieus moeten afvragen of we die woorden nog wel moeten gebruiken.

Die bevreemding was herkenbaar toen we afgelopen maandag met een groepje doorspraken over de preek van Tillich. Zeker ‘zonde’ lijkt soms loos begrip te zijn geworden, doordat ze vaak nauw verbonden is geraakt met uitspraken als ‘je bent maar een kleine zondaar’ of ‘alles is van zonde bevlekt’. En, zo vroegen we ons af ‘zeggen deze woorden de moderne mens nog wel iets’?

De woorden misschien niet, maar de diepe ervaring die ze verwoorden, volgens Tillich, zeker wel. Hij zegt: ‘Er is iets geheimzinnigs aan de hand met de grote woorden uit onze godsdienstige traditie: ze zijn onvervangbaar. Er bestaan geen equivalenten, voor woorden als ‘zonde’ en ‘genade’. Maar er is een weg die nieuw uitzicht opent op hun ware betekenis, een weg die ons in de diepte leidt van ons menselijke bestaan’.

En ik denk dat Tillich daar een belangrijk punt heeft. Iemand bracht afgelopen maandag het voorbeeld in van Rikko Voorberg, kunstenaar en pionier, die in een bijeenkomst met veelal niet-christelijke bezoekers het Onze Vader had geprojecteerd vanuit een Word-document, met de optie ‘Wijzigingen-behouden’ aan. De uitnodiging was ‘verander alles wat je wilt veranderen, het gebed is vandaag van jullie’. Aan het einde van de bijeenkomst was het gebed op het scherm doorlopen van rode strepen en aanpassingen. Slechts één zin bleef ongehavend: ‘vergeef ons onze schulden’. Hoewel de woorden ‘zonde’ en ‘genade’ misschien bevreemdend zijn, is de ervaring waarnaar ze verwijzen dat allerminst.

En daarom deze preek van Tillich, waarin probeert te ontdekken te ontdekken waar deze woorden nu ten diepste naar verwijzen en hoe ze ons vandaag nog iets te zeggen hebben. ‘Zonde’, zo zegt Tillich, ‘staat niet eenvoudig gelijk aan een immorele handeling. En we zouden het woord zonde nooit in het meervoud moeten gebruiken, want niet onze zonden maar veeleer onze zonde is het grote allesomvattende probleem van ons bestaan’.

En, vervolgt hij dan: ‘Ik zou uw aandacht willen vestigen op een ander woord, niet als vervanging voor het woord zonde, maar als bruikbaar hulpmiddel voor een goed begrip van het woord zonde: ‘gescheidenheid’.

We kennen allemaal de ervaring van iets of iemand gescheiden te zijn. Zonde is van iets of iemand gescheiden te zijn. Te verkeren in een toestand van zonde, is te verkeren in een toestand van gescheidenheid. En de mens kan op drie manieren in gescheidenheid leven: hij kan leven in gescheidenheid van anderen, hij kan leven in gescheidenheid van zichzelf en hij kan, zoals alle mensen, leven in gescheidenheid van de grond van zijn bestaan. Die drievoudige toestand van gescheidenheid is kenmerkend voor alles wat bestaat; het is een universeel gegeven; het is het lot van ieder levend wezen. En het is ons lot als mens op zeer bijzondere wijze. Die toestand van gescheidenheid, die ons lot is en onze schuld, is bepalend voor de betekenis van het woord zonde. Het is deze toestand die het wezen uitmaakt van ons hele bestaan, van het eerste begin tot het laatste ogenblik. Bestaan is leven in gescheidenheid! Zonde is eerst en vooral een toestand, die pas dan tot daden leidt’.

Aldus Tillich, maar waar heeft hij het nu precies over als hij spreekt over zonde als een toestand van gescheidenheid? Over leven in gescheidenheid en vervreemding. Hij geeft een aantal voorbeelden.

‘Wie heeft zich in druk gezelschap nooit eenzaam gevoeld?’ vraagt hij zich af. ‘Het gevoel van de rest van het leven gescheiden te zijn is het schrijnendst, wanneer we door lawaai en gepraat zijn omgeven. We beseffen op zulke momenten meer dan wanneer we alleen zijn, hoezeer we van elkaar gescheiden zijn, hoezeer het ene leven van het andere is vervreemd’.

‘Of kijk naar de manier waarop tegenwoordig sociale groeperingen binnen eenzelfde land tegenover elkaar staan, of naar de houding van zo’n land zelf tegenover andere landen’.

Maar ook dichterbij huis geldt, volgens Tillich, ‘dat we weet kunnen hebben van het grote lijden in de wereld, maar desondanks vandaag kunnen leven alsof we daar absoluut onkundig van waren’.

Stuk voor stuk zijn het voorbeelden van het leven in gescheidenheid van anderen.

Maar we leven niet alleen in gescheidenheid van anderen, maar ook in gescheidenheid van onszelf. ‘De mens is in zichzelf gespleten. Het leven keert zich tegen zichzelf door agressie, haat en wanhoop. De diepte van de kloof die ons van anderen gescheiden houdt, ligt besloten in datzelfde feit dat wij niet in staat zijn een grote en barmhartige goddelijke liefde te voelen voor onszelf’, zo zegt Tillich.

Daarbij verwijst hij naar Paulus, die eeuwen eerder al zei: ‘Want ik doe niet het goede dat ik verlang, maar integendeel het kwade dat ik niet verlang. Wanneer ik nu doen zou wat ik niet wens te doen, ben ik het niet die dit doe, maar de zonde die in mij woont’. ‘De apostel voelde dat zijn bewuste wil gescheiden was van zijn werkelijke wil, dat hijzelf gescheiden was van iets vreemds in hem dat anders was dan zijn wezen. Hij was van zichzelf vervreemd; en die vervreemding noemde hij zonde’.

Maar vervolgt Tillich dan ‘zo is ons hele leven een toestand van vervreemding van anderen en van onszelf, omdat we vervreemd zijn van de grond van ons bestaan, omdat we vervreemd zijn van de herkomst en bestemming van ons leven’. Die grond van ons bestaan, dat verwijst voor Tillich naar God. Hij zegt ‘We voelen dat er iets radicaals, volledigs en onvoorwaardelijks van ons wordt gevraagd; maar we komen daartegen in opstand, proberen die dwingende stem te weerstaan en willen zijn belofte niet aanvaarden’. ‘En tegelijk kunnen we daaraan niet ontkomen. We zijn gescheiden en toch verbonden, vervreemd en toch samen, verworpen en toch geborgen. We leven in een toestand die wanhoop heet, in gescheidenheid van de wortels en de zin van ons bestaan. Ja, de zonde in haar meest wezenlijke betekenis, de zonde als wanhoop, is onder ons in overvloed’.

Inktzwart, zo was iemands reactie op deze woorden van Tillich. In deze donkere, pessimistische woorden herkende hij zich niet. Misschien wel herkenbaar. En toch gaandeweg in het gesprek kwamen er nieuwe voorbeelden bij, die iets uitdrukken van onze eigen ervaringen en associaties bij die toestand van gescheidenheid, van vervreemding of wanhoop. Ja, van die zonde die onder ons is in overvloed.

We hadden het erover hoe we ergens allemaal vastzitten in en debet zijn aan grotere systemen van onrecht. Denk aan de kledingindustrie of de fossiele industrie, we willen het niet, maar komen er tegelijk niet van los. We dachten aan trauma’s die soms generaties kunnen doorwerken en die ons vasthouden of vervreemden van anderen. Of de verontrustend hoge cijfers van eenzaamheid en somberheid onder jongeren in deze tijd. Maar ook kleiner en dichterbij herkende we iets van die gescheidenheid. Bijvoorbeeld in het verlangen om iemand te helpen, maar dat lukt niet. Omdat je niet door kunt dringen tot de ander, omdat je elkaar niet begrijpt of om welke reden dan ook.

Maar gelukkig is het niet het einde van het verhaal. Want ‘Waar de zonde overvloedig is, daar is de genade nog overvloediger’ aldus Paulus. En in de groep werd daar aan toegevoegd ‘eerst komt de genade’ en kwam het lied omhoog, wat we aan het eind van deze dienst zullen zingen, ‘toch overwint eens de genade’.

Voor Tillich zijn zonde en genade nauw met elkaar verbonden. Maar net als ‘zonde’ is ook ‘genade’ niet makkelijk te omschrijven. Volgens Tillich is het ‘niet de bereidheid van een goddelijke koning en vader om zijn onderdanen en kinderen hun dwaasheid en zwakte telkens opnieuw te vergeven, niet een mysterieuze kracht die verborgen ligt in de diepste lagen van onze ziel of een soort geschenk wat we ten goede moeten aanwenden’.

De ervaring van ‘genade die plotseling over ons komt’ betekent volgens Tillich ook nietdat we plotseling geloven dat God bestaat, of dat Jezus de Redder is, of dat in de Bijbel de waarheid is. Ook betekent genade niet domweg dat we vooruitgang boeken in onze morele zelfcensuur, in onze bestrijding van onze grootste tekortkomingen en in onze omgang met anderen en met de gemeenschap waartoe we behoren. Het bereiken van grotere morele zuiverheid kan een werk zijn van de genade; maar het is niet de genade zelf, en het kan onze deelachtigheid aan de genade zelfs in de weg staan’.

Enzo zegt Tillich, ‘die ervaring (van genade) gebeurt zeker niet als we de genade over ons proberen af te roepen, zoals het ook niet gebeuren zal zolang we, in onze zelfgenoegzaamheid, denken dat we geen genade nodig hebben’.

Nee, zegt Tillich, ‘de genade komt over ons, wanneer we in angst en onrust leven. Ze komt over ons, wanneer we wandelen door het donkere dal van een betekenisloos en leeg leven. Ze komt over ons, wanneer we voelen dat onze gescheidenheid nog dieper is dan gewoonlijk, omdat we een ander leven geweld hebben aangedaan, een leven dat we liefhadden of waarvan we vervreemd waren geraakt. Ze komt over ons, wanneer walging van ons eigen bestaan, van onze onverschilligheid, van onze zwakheid en van onze vijandigheid, wanneer ons doelloze dwalen en ons gebrek aan innerlijke rust voor ons ondraaglijk zijn geworden. Ze komt over ons, wanneer jaar na jaar de lang verhoopte vervolmaking van ons leven uitblijft, wanneer de oude verstoktheden maar in ons voortduren zoals ze tientallen jaren hebben gedaan, wanneer de wanhoop alle vreugde en levensmoed doodt.  Soms dringt op zo’n moment een vloed van licht onze duisternis binnen, en het is of een stem zegt: ‘Je bent aanvaard.’ Je bent aanvaard, aanvaard door iets dat groter is dan jijzelf en waarvan je de naam niet kent. Vraag nu niet naar die naam; misschien vind je hem later. Probeer nu niets te doen; misschien zul je later veel doen. Ga nergens naar op zoek; doe niets; neem je niets voor. Aanvaard eenvoudig dat je bent aanvaard!’

Het is die genade, die ook over Paulus kwam, onderweg naar Damascas. ‘In de verschijning van Jezus Christus aan hem vond hij zich aanvaard ondanks zijn verworpenheid. En toen hij zag dat hij was aanvaard, was hij in staat zichzelf te aanvaarden en verzoend te worden met anderen. Op het ogenblik dat de genade over hem kwam en hem overweldigde, werd hij herenigd met datgene waarmee hij was verbonden en waarvan hij was vervreemd in diepste vervreemding’. 

Dat geldt ook voor ons, als de genade over ons komt, als we kunnen aanvaarden dat we aanvaart zijn’, zo zegt Tillich. ‘Na zo’n ervaring zijn we misschien niet beter dan voorheen, en misschien is ook ons geloof niet groter dan daarvoor. Maar alles is anders geworden’.

In het licht van die genade worden we de kracht van de genade gewaar in onze omgang met anderen en met onszelf’. De genade helpt ons elkaar vrij in de ogen te kunnen zien en elkaar werkelijk te begrijpen. Ze is in staat elke vorm van scheiding of vervreemding te overwinnen, of dat nu is tussen de seksen, generaties, landen, rassen of tussen de mens en de natuur. En tot slot maakt ze momenten mogelijk waarop we onszelf kunnen aanvaarden, omdat we voelen dat we zijn aanvaard door iets dat groter is dan wij.

Ja, zo eindigt Tillich dan, ‘zonde en genade zijn vreemde woorden; maar het zijn geen vreemde dingen. We vinden ze overal waar we onze blik naar binnen richten in onszelf met zoekende ogen en verlangende harten. Ze zijn het allesbepalende in ons bestaan. Ze zijn in overvloed in onszelf en al het leven. Moge de genade nog overvloediger in ons komen!’

One thought to “Preek van de Week – Zondag 28 juli 2024”

  1. Twee gedachten: op straat hoorde ik een voor mij onbekende jonge mevrouw zeggen: het is vreemd want, wat ik wil doen, doe ik niet en wat ik niet wil doen, doe ik. Het was vlakbij de Nieuwe Kerk op een zaterdagmiddag, een paar jaar geleden en ik dacht:het is net alsof ze Paulus citeert maar ze had geen bijbel bij zich; ze had het alleen maar over haar eigen levenservaring.
    Tweede gedachte gaat over gescheidenheid. Net als vorige week na de dienst met Miskotte heb ik op straat wat van de rond slingerde troep opgeruimd. Maar dit keer heb ik het accent gelegd op troep dat op gras ligt. Op het moment dat er troep op gras wordt gegooid raakt het gras gescheiden van het licht. Dan zondigt het gras, onvrijwillig. Klinkt raar maar het is waar. Want door vuil op het gras, kan het niet meer functioneren zoals gras bedoeld is. N.l. om kooldioxide op te nemen en zuurstof te geven aan de lucht die wij mensen en de dieren nodig hebben. Dat is niet onbelangrijk in deze tijd van energietransitie.
    Tot slot: wie in Paul Tillich geïnteresseerd is geraakt, kan woensdag 31 juli en dat is morgen om 10.00 in de Nieuwe Kerk, meer horen over deze theoloog.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.