Bij Marcus 6: 6b-13 en Jesaja 52: 1-6
In 1986 publiceerde Robert Fulghum zijn bestseller ‘Alles wat ik beslist moet weten heb ik op de kleuterschool geleerd’. Een bundel vol ongewone gedachten over gewone dingen, zoals de ondertitel luidt. Het boek bied simpele en hoopvolle levenslessen, die volwassenen er aan herinneren dat we onszelf soms maar wat in de weg kunnen zitten door dingen te gecompliceerd te maken. En dus herinnert Fulgham in zijn boek aan een aantal simpele regels (ontleend aan de kleuterschool), zoals:“Deel alles. Speel eerlijk. Leg dingen terug waar je ze gevonden hebt. Doe elke middag een dutje. En wanneer je naar buiten gaat, pas op voor het verkeer, houdt elkaars hand vast en blijf bij elkaar”.
Op de een of andere manier deed onze tekst van vanmorgen mij hier een beetje aan denken. De instructies van Jezus aan zijn discipelen zijn helder en simpel. En toch als we de tekst willen vertalen naar onze tijd en context, dan wordt het misschien plots heel wat minder simpel en concreet. Zieken genezen en demonen uitdrijven, het voelt waarschijnlijk nogal als een ver van ons bed show. En mensen oproepen om tot inkeer te komen, geeft misschien de associatie van een zeepkist op de grote markt. Iets waar veel van ons zich waarschijnlijk wat ongemakkelijk bij voelen. En toch, om daarom vanochtend voor het gemak deze tekst dan maar aan de kant te schuiven, dat gaat volgens mij niet. Want de simpele, heldere instructies die Jezus hier aan zijn discipelen geeft, vertellen ook ons vanochtend waar we toe geroepen worden als volgelingen van Jezus. Net als die discipelen worden ook wij erop uit gezonden.
Dat zouden we nog wel eens kunnen vergeten als we op zondag samen komen hier in dit prachtige gebouw. Om samen te genieten van mooie muziek, om rust te vinden en geïnspireerd te worden. Iets waar we de rest van de week nog eens op kunnen herkauwen. Hier laden we op. En toch is de kerk nu juist niet primair een plek waar je heen gaat, maar eerder een plek van waaruit je gezonden wordt. In de term ‘de mis’ zit die betekenis nog verborgen, want waarschijnlijk is ze afkomstig van het Latijnse woord ‘missa’: heenzending. Niet voor niets ook de laatste woorden van de mis ‘ite, missa est’, wat je zou kunnen vertalen met ‘gaat, dit is de wegzending’. Geloof is niet slechts iets om alleen of privé van te genieten en ook niet slechts een vorm van zelfhulp of vervullende me-time. Geloof is er om ons te veranderen en om in praktijk gebracht te worden. Zoals die kleuterwijsheid zegt ‘deel alles’, zo wil geloof gedeeld worden en handen en voeten krijgen. Niet voor niets is deze opdracht van Jezus in het midden van het evangelie opgenomen, midden in het verhaal in plaats van aan het einde. Het Goede Nieuws moet gedeeld worden, haar weg vinden in de wereld, naar mensen toe. Geloof is ten diepste missionair, ze beweegt zich steeds wijder en wijder. Een beweging waar ook wij vanochtend in betrokken worden.
We worden uitgezonden, net als de discipelen. Maar niet alleen, twee-aan-twee worden ze op pad gestuurd. Zoals Fulghum schreef ‘houdt elkaars hand vast en blijf bij elkaar’, zo zegt Jezus hier eigenlijk ‘probeer niet alleen christen te zijn’. Want hoewel de kerk dan wel niet allereerst een plek is waar je heen gaat, maar van waaruit je gezonden wordt, betekent dat tegelijk dat we niet zonder haar kunnen. Puur om te geloven heb je de kerk misschien niet nodig, maar wel om te blijven geloven (of ik in ieder geval wel). Geloof wil gedeeld worden én wat je deelt blijft bestaan. Of in het geval van Jezus, wat je deelt vermenigvuldigd zich. Het geloof van anderen kan je eigen geloof verdiepen, kritisch bevragen, inspireren of bemoedigen. In gesprek met anderen en het leven delend als gemeenschap van Christus, verrijkt en verbreed ons beeld van wat geloven betekent en hoe het vorm kan krijgen. Niet voor niets klinkt in de doop niet alleen de belofte van God ‘jij bent mijn kind’, maar ook de belofte van de gemeente om samen de weg van het koninkrijk te gaan.
Maar zoals de discipelen de opdracht krijgen twee-aan-twee op pad te gaan, zo krijgen ze tegelijk de opdracht om licht te reizen. Alleen een stok en sandalen mogen ze meenemen. Mogelijk zat hierin een herinnering aan het Exodus verhaal, waar het volk wordt opgeroepen om de laatste maaltijd voor vertrek, het pesachmaal, met de sandalen aan en de staf in de hand te eten. Zo wijst dit niet alleen op hun afhankelijkheid van God, maar is het direct ook een belofte dat hij zal voorzien.Niet bepakt en bezakt, maar licht gaan de discipelen op reis. Jezus wijst er zo op dat al die andere dingen uiteindelijk niet het verschil zullen maken en misschien zelfs wel in de weg zouden kunnen zitten van de daadwerkelijke roeping.
Zo vlak voor de vakantie is dit misschien wel een herkenbaar beeld. Uit angst tekort te komen stoppen we onze koffer of auto vol met spullen, om er vervolgens eenmaal op reis achter te komen dat we de helft helemaal niet nodig hebben en dat al met al nogal een gesjouw is. Maar ook meer figuurlijk is dat in het alledaagse leven soms het geval. Dat onze agenda of ons hoofd zo vol en zo zwaar is, dat we niet meer kunnen focussen of echt met aandacht aanwezig zijn. Als we lichter pakken, niet voortdurend druk of nuttig hoeven te zijn en iets van onze hang naar controle los kunnen laten, dan zijn we uiteindelijk misschien ook wel meer in staat om echt aanwezig te zijn bij elkaar en bij God. Om terug te keren tot de kern van het Goede Nieuws dat ons leven grond en drijft.
Op een andere, maar vergelijkbare manier, kunnen we soms ook te zwaar beladen op weg gaan. Namelijk wanneer we precies denken te weten hoe het zit en hoe je zou moeten geloven, of wanneer we onszelf stiekem wel wat vinden. Óf misschien heb je soms juist het gevoel dat die kennis nodig is. Dat je pas getuige kunnen zijn van Jezus als je de juiste woorden kunt vinden of voldoende theologische kennis bezit. Maar dan blijkt vanochtend, dat we in de aankondiging van het koninkrijk van God (in de verkondiging van het Goede Nieuws) juist geroepen worden om met open handen op weg te gaan. De discipelen worden er niet op uitgestuurd als blaaskaken, betweters of drukbezette predikers en weldoeners. Ze worden niet gezonden om de cultuur te claimen voor Jezus of iemand anders. Nee, ze worden op pad gestuurd als gasten, nederig en bereid om zichzelf oprecht te verbinden aan het welzijn van degenen die ze ontmoeten en waar ze verblijven. Juist door met weinig op weg te gaan, oefenen we ons in vertrouwen. Vertrouwen in de zorg van God en de gastvrijheid van anderen, in plaats van al die andere dingen waar we zo vaak ons vertrouwen op stellen. Of dat nu ons bezit is, onze kennis, ons kunnen of ons geloof. Als we licht pakken, dan draait het niet om onszelf, maar dan geven we Jezus de ruimte om in en door ons heen te werken.
Om op weg te gaan, hebben we dus maar weinig nodig. Het enige dat echt onmisbaar is, is dat we weten wie ons zendt. Dat het God is die ons voor gaat en met ons mee gaat. Het is zijn kracht die in ons werkt en in deze wereld. En het is zijn koninkrijk waar we van mogen getuigen. De instructies die we meekrijgen komen met de belofte dat Hij erbij is. De lezing uit Jesaja 52 herinnert ons daaraan. Ze wijst ons op de God die zegt ‘Hier ben ik’. Het is deze God die niet alleen de discipelen, maar ook ons erop uit zend. Niet om de ander koste wat het kost te overtuigen, één van ons te maken of de kerk in te krijgen, maar simpelweg om te getuigen van wie God voor ons is en wat Hij voor ons gedaan heeft en doet.
Jezus stuurt zijn discipelen niet op pad met een theologisch verhaal of abstracte waarheden. Nee, ze worden op pad gestuurd om demonen uit te drijven, zieken te genezen en op te roepen tot inkeer en verandering. Ja, ze worden geroepen om door te geven wat ze Jezus zelf hadden zien doen. Om te delen van de genezing en bevrijding die Jezus brengt. En dat is ook onze roeping. Om genezing en heling te brengen, om de demonen uit te drijven die ons leven en onze samenleving plagen, ja, om het Goede Nieuws te delen. Dat roept dan direct ook de vraag op, hoe het Evangelie hier en nu Goed Nieuws wordt. Waar die inkeer, bevrijding en genezing nodig is. En wat dan die demonen zijn in onze samenleving of in ons leven. Dat is niet altijd makkelijk om te zeggen. Of we zeggen het juist te makkelijk. Waarbij we al gauw van ons af en naar anderen wijzen. Maar volgens mij begint een doorleefd getuigenis bij onszelf, vanuit onze eigen ervaring. Waar hebben we zelf die bevrijding en genezing nodig of ervaren? Waar is het Evangelie Goed Nieuws geworden in ons eigen leven? En waar heeft het ons veranderd of tot inkeer gebracht? Op weg gezonden, mogen we getuigen van onze hoop en ons geloof, van wat Jezus in ons leven gedaan heeft.
Tot slot, waar de kleuterwijsheid zegt ‘leg dingen terug waar je ze gevonden hebt’, zegt Jezus ‘Maar als jullie ergens niet welkom zijn en de mensen niet naar jullie willen luisteren, moet je daar weggaan en het stof van je voeten schudden als getuigenis tegen hen’. Het laat zien dat het niet alleen van ons afhangt. Uiteindelijk hoeven wij het niet te doen, maar ligt het in Gods hand. We mogen dus ook loslaten en erop vertrouwen dat Gods Geest ons altijd al vooruit is, werkzaam op verassende manieren. Ga dus op weg. Ga met God. Ga in geloof. Door het leven en door de wereld. In vertrouwen en onbevangen. Daar waar God je brengt en naar de mensen die God op je pad stuurt.
Amen.