Preek van de Week – 19 januari 2025

BIJ JOHANNES 2: 1-11

Vandaag lezen misschien wel een van de bekendste verhalen uit de evangeliën. Het is een verhaal wat tot de verbeelding spreekt. Water dat in wijn verandert, in menig setting wordt die wens nog wel eens uitgesproken.

Zeker ook tot de verbeelding sprekend, is de enorme hoeveel water die in wijn verandert. We lezen dat het gaat om 6 stenen watervaten, elk met een inhoud van 2 à 3 metrete. Waarbij een metrete ongeveer 40 liter is. We praten hier dus over ongeveer 600 liter water óf beter gezegd 800 flessen van de allerbeste wijn. Dat is nog eens een overvloed aan wijn.

Johannes vertelt ons dat het Jezus’ eerste teken was. Een nogal bijzondere keus voor een eerste teken zou je kunnen zeggen. Maar bij Johannes fungeren de tekenen die Jezus doet als een soort richtingswijzers, ze willen ons iets vertellen. Ze wijzen voorbij zichzelf, naar wat door hen geopenbaard wordt.

En wat hier geopenbaard wordt is een vervulling van de Oud Testamentische eschatologische hoop; de hoop voor de toekomst. Hier wordt al iets zichtbaar van Gods nieuwe toekomst; van zijn beloofde redding, zegen en vernieuwing.

Dat dit teken gekenmerkt wordt door een extravagante overvloed, zowel wat betreft de kwaliteit van de wijn als ook de verbazingwekkende hoeveelheid, zegt dat dus ook iets over het karakter van Gods toekomst. De profeten Amos en Joël verwezen er al naar, daar is een overvloed aan goede wijn namelijk ook een eschatologisch symbool, een teken van de vreugdevolle komst van Gods nieuwe tijdperk.

Gods toekomst, Gods werkelijkheid, wordt dus gekenmerkt door overvloed. God is een God van overvloed. Jezus zelf zegt later, in hoofdstuk 10 van het Johannes evangelie, “ik ben gekomen om jullie het leven te geven in al zijn volheid / leven in overvloed”.

Dat is de belofte die in dit verhaal klinkt. En toch lijkt ons leven van alle dag soms geleid te worden door een heel ander verhaal. Niet het verhaal van overvloed, maar het verhaal van schaarste. 

De theoloog Walter Brueggemann stelt zelfs: “we moeten belijden dat het centrale probleem van ons leven is dat we verscheurd worden door het conflict tussen onze aantrekking tot het goede nieuws van Gods overvloed én de kracht van ons geloof in schaarste – een geloof dat ons hebzuchtig, gemeen en onbarmhartig maakt.”.

Hoewel onze intentie en misschien zelf onze overtuiging anders is, is het soms bijna onmogelijk geworden om niet mee te gaan in die beweging en dat verlangen naar meer, groter of beter, óf om niet meegetrokken te worden in het idee van schaarste. Een idee dat ons ervan overtuigt dat er niet genoeg is en dat je daarom dus vooral stevig vast moet houden aan wat je hebt. Of eigenlijk, houdt er niet slechts aan vast, maar hamster het. Zet meer opzij dan je nodig hebt, zodat als je het nodig hebt, het er is. Zelfs wanneer andere ondertussen zonder moeten doen. 

Het idee van schaarste maakt ons angstig en dus zoeken we des te harder naar zekerheid en controle. Maar ondertussen is het nooit genoeg. Of zoals hoogleraar Aleid Brouwer in de Trouw zei ‘iedereen is blij met een Toyota, tot de buurman een Tesla krijgt’. 

In ons hamsteren, gevoed door dat idee van schaarste, creëren we juist schaarste. We trekken de grondstoffen en rijkdommen van de wereld naar ons toe, zonder erbij stil te staan of er nog wat achter blijft.

Maar het verhaal van de Bijbel is geen verhaal van schaarste. Het is een verhaal van overvloed, al vanaf het eerste begin. Het is God die overvloed initieert in de schepping van alle planten, dieren, vogel en vissen. Het is God die zijn volk bevrijdt uit Farao’s ideologie van schaarste en hen elke dag in de woestijn zegent met Manna/brood. Het is God’s overvloed waar de profeten van getuigen en de Psalmen van zingen en die Jezus handen en voeten gaf. 

Brueggemann zegt: “Jezus wist alles over de vrijgevigheid en trouw van God. In zijn persoon komt het hele geloof van Israël tot uiting, met een nieuwe intensiteit. Vervuld van Gods vrijgevigheid ging Jezus naar mensen toe die leden onder schaarste – van gezondheid, van acceptatie, van macht of van begrip – en verving die door een geschenk van overvloed”.

Jezus leefde uit en leefde ons voor dat, ondanks de schijn, er genoeg is voor iedereen, zolang we slechts nemen wat we nodig hebben en bereid zijn om te delen. Hij liet zien dat waar brood gebroken wordt en wijn gedeeld, er genoeg is voor iedereen. Hij getuigde in woorden en daden van Gods grootste, onverklaarbare en overvloedige liefde die de wereld heeft doen ontstaan en vervult. 

Het is deze overvloed die zichtbaar wordt in dat eerste teken, in die extravagante hoeveelheid excellente wijn.  En als conclusie lezen we dan: ‘en zijn leerlingen geloofden hem’. Het stelt ons de vraag of we dat nieuws van Gods overvloed geloven ten over staan van dat verhaal van schaarste. Of erop durven vertrouwen en naar durven te leven.

Als Gods overvloed ons begin is en onze toekomst, dan verandert dat ook ons heden. Dan kunnen we leven op een manier die niet gedreven of beheerst wordt door angst, hebzucht of controle, maar op een manier die zorg draagt voor anderen, zoals er ook voor ons gezorgd is. 

Maar wat betekent dit op momenten dat dat overvloedige leven soms nog mijlen ver weg voelt? Of we getuigen zijn pijn en verdriet veroorzaakt door tekort? Waar is Gods extravagantie in een wereld waar voor zovelen geen schoon water is, laat staan goede wijn? Waarom de goddelijke terughoudendheid in een wereld waar kinderen spelen in bomkraters zo groot als watervaten van 40 liter? En waarom is ‘het uur nog niet gekomen’ in een wereld waar wanhopige moeder tegen hun kinderen moeten zeggen “we hebben geen eten”? Op dat soort momenten willen we nog steeds aan Jezus’ mouw trekken en zeggen “ze hebben geen wijn”.

En dat is goed, ja misschien worden we daar zelfs wel toe geroepen. Deze vraag is geen voorbeeld van een leven dat geleid wordt door een idee van schaarste. Deze vraagt wijst ten diepste juist op een houding van vertrouwen in de God van overvloed, die kan en zal voorzien. Dat blijkt wel uit de daaropvolgende woorden van de Moeder van Jezus “Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is”. Maar zo’n houding van vertrouwen is er dus ook niet een die maar afwachtend stil zit, wanneer de werkelijkheid nog anders is dan gehoopt. 

Juist vanuit het vertrouwen dat God overvloed wenst – ja, het leven in al zijn volheid –, mogen we in de voetstappen van de moeder van Jezus volgen door God aan te sporen tot compassie en vrijgevigheid Deze tekst nodigt ons uit om zó te vertrouwen op Gods vrijgevigheid en overvloed dat we net als Maria, God als het ware een duwtje geven met onze opmerking “ze hebben geen wijn”. 

Hoewel Jezus vrij handelt, en in eerste instantie zelfs aangeeft ‘mijn uur is nog niet gekomen’, suggereert de tekst dat de opmerking van zijn moeder de timing van zijn uur heeft beïnvloed. Kan het zo zijn dat onze vragen, onze gebeden en ons roepen om de nood in de wereld, hetzelfde doen? Zodat de toekomst van God, de vervulling van zijn beloften, al deze tijd in worden getrokken? En er nu al iets zichtbaar wordt van het leven in al zijn volheid? De tekst lijkt erop te wijzen.

Ze roept ons op tot een vertrouwen in Gods overvloed, die ons niet stil zet, maar juist in beweging brengt. En die ons in staat stelt om onszelf met open handen uit te strekken naar God en naar elkaar.

Amen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.