Preek van de week – 2 april ’23

Bij Filippenzen 2: 5-11 en Matteüs 21: 1-11

I

Vandaag vieren we Palmpasen. Een dag die de dissonanten en paradoxen illustreert in het leven, in onszelf, in ons geloof en in het christelijke verhaal. Het is nogal een dramatische overgang van Palmzondag naar Goede Vrijdag. Straks lopen de kinderen nog vrolijk zingend met hun Palmpasenstokken de kerk binnen. Vrijdag zitten we hier in het donker en in de stilte, terwijl de indringende woorden van het lijdensverhaal klinken. In slechts paar dagen tijd slaat de sfeer om: ‘Heden Hosannah, morgen kruisig hem’.

Als kind snapte ik deze draai nooit zo goed. In mijn beleving moest het een nogal wispelturig volk zijn. Maar dat beeld veranderd als we naar context kijken van deze gebeurtenis en naar de hooggespannen verwachtingen; de hoop en de verlangens die er leefde. In de voorgaande twee- tot driehonderd jaar was de macht en invloed van Rome voortdurend toegenomen. Zeker met de komst van Julias Ceasar en zijn opvolger Augustus, de Romeinse ‘zoon van God’.  ‘Goed nieuws’ voor heel de wereld, in Romeins perspectief. Onderdrukking en overheersing in de ervaring van het Joodse volk. Maar te midden van die realiteit leefde onder het Joodse volk de sterke overtuiging dat hun bestaan ergens toe leidde; dat ze deel uitmaakten van Gods verhaal. En dat verhaal, wat generaties omspande, zou nu op elk moment tot een climax komen. Waar de Romeinen geloofden dat hun ‘gouden eeuw’ was aangebroken, keek het Joodse volk vooruit. Vurig verlangend naar en biddend om de vrijheid, recht en vrede, waar ze toch recht op hadden. De Messiaanse verwachtingen waren hooggespannen. God zou het gaan doen!

II

Het is te midden van die realiteit dat Jezus dan Jeruzalem nadert, het hart van de Joodse eredienst en de zetel van de Romeinse autoriteit. Hij komt naar beneden vanaf de Olijfberg. De plaats vanwaar, volgens Zacharia 14, God de naties zal verslaan en Jeruzalem herstellen. En het was hoe Simon Maccabeüs, tijdens de Makkabeese opstand in de 2e eeuw voor Christus, ook Jeruzalem was binnengekomen. Met de verhalen die over Jezus de ronde gingen, kan het dan ook niet anders dan dat op dit centrale moment, vlak voor Pesach (het feest van de bevrijding en wanneer Jeruzalem uit haar voegen barsten van de pelgrims), de verwachtingen hooggespannen zijn. Maar dan, als alle ogen op hem gericht zijn en het niet meer mis lijkt te kunnen gaan, lijkt Jezus zelf de verhaallijn en zijn rol kwijt te zijn.  

Want waar is het paard, drager van koningen en overwinnaars? Aan de andere kant van de stad… waar Pilatus op datzelfde moment met pracht en praal en machtsvertoon Jeruzalem binnentrekt. Niet hier. In plaats daarvan een ezelsveulen, alles behalve het symbool van leiderschap. Na alle moeite om het juiste dier te bemachtigen, heeft hij het verkeerde dier. Jezus kiest geen oorlogswapen, maar een landbouwwerktuig. Geen tank, maar een tractor (al heeft die laatste inmiddels ook een iets minder vredelievend imago dan vroeger).

De menigte lijkt meer gevoel te hebben voor hoe het hoort, ze halen hem binnen zoals het een koning waardig is. Met palmtakken en hun mantels op de weg roepen ze ‘Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosannah!’ Ik heb dat altijd gehoord als een soort kerkelijke variant van ‘leve de koning’, maar letterlijk betekent het ‘red ons’ of ‘red nu’.

Zo moet het dan toch nog goed komen, want ondanks het verkeerde dier is hij omringt door mensen vol van messiaanse hoop en verwachtingen. Jezus nadert Jeruzalem met autoriteit en waarheid. Hij gaat de stad binnen, richting de tempel… dit moet het moment zijn waarop het gaat gebeuren! Maar niks van dat alles. De evangelist Markus beschrijft het echt heel kort, daar lezen we: “Nadat hij alles in ogenschouw had genomen, ging hij – want het was al laat geworden – met de twaalf terug naar Betanië”. Zeggen dat het een anti-climax was is nogal een understatement. Wanhopig, maar ook vol van verwachting, had de menigte daar gestaan, de teleurstelling moet hard zijn binnengekomen.

III

Een ervaring van teleurstelling en van afgeketste verwachtingen, het is volgens mij voor ieder van ons wel herkenbaar. Misschien waren het verwachtingen naar vrienden of naar je ouders. Hoop op hen met invloed of hen naar wie je opkijkt. Maar die je dan teleurstellen, tegenvallen of zelfs pijn doen. Misschien herken je het in je geloof. Je verlangt naar Gods aanwezigheid en je hoopt op zijn ingrijpen, maar God lijkt vooral ver weg en nogal afwezig.

Bekend met die ervaringen, is de reactie van het volk misschien wel wat begrijpelijker. Als iemand je teleurstelt of tegenvalt, dan kun je soms zomaar de andere kant op schieten. Dan maar liever niets meer met diegene te maken hebben! Misschien uit wrok, maar volgens mij nog vaker omdat we ons schamen, gekwetst voelen of omdat het simpelweg te pijnlijk of confronterend is. Die gevoelens moeten er bij de mensen in die menigte ook zijn geweest.

De paradox van het verhaal, de dubbelzinnigheid van de menigte, ze zit in ons menselijk bestaan. Zo zijn wij gestemd, dat zijn onze ervaringen. Vreugde en teleurstelling, hoop en verdriet, ze liggen vaak maar wat dicht bij elkaar. Er loopt een breuk door de schepping en er gaapt een scheur in ons bestaan. Het goede leven wordt aan alle kanten bedreigd en beschadigd. Het leven is niet altijd goed, en wij mensen zijn niet altijd uit één stuk. We leven zo vaak onder onze maat. We kunnen van alles, maar falen ook voortdurend. In trouw zijn, de vrede bewaren of oprechte liefde, het zijn zomaar wat voorbeelden. Zo staan wij hier vanochtend dan ook tussen die menigte, met de blik op Jezus.

IV

Maar wat moeten we nu van zijn intocht van maken? Hoe moeten we Jezus hier begrijpen? Had hij inderdaad simpelweg zijn rol niet door? Had hij geen oog voor de hoop en verwachtingen waarmee de menigte hem welkom heette of voor de mogelijke teleurstelling die zou volgen? Nee, dat lijkt het niet te zijn. In het evangelie volgens Lukas lezen we namelijk dat toen Jezus Jeruzalem voor zich zag liggen, hij begon te huilen over het lot van de stad en zei: ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kon brengen’.

Maar hoe zit het dan wel? Een idee daarvan krijgen we door onze lezing uit Filippenzen en door het ezelsveulen, waarop Jezus de stad binnen rijdt. De evangelist Markus zegt daarover: ‘een ezelsveulen dat nog nooit door iemand bereden is’. Want waar sommige er misschien voor kiezen om op een indrukwekkende hengst binnen te rijden. Om de heersende autoriteiten met wapengeweld aan te pakken, glorieus of roemloos te sterven om zo herinnerd te worden als helden. En waar anderen, de meeste waarschijnlijk, ervoor zouden kiezen om in te stemmen met de plaatselijke autoriteiten, bij gebrek aan moed of de vasthoudendheid om vast te houden aan het herstel van Davids koninkrijk. Daar kiest alleen Jezus er hier voor om de machten te confronteren met ontwapenende liefde. Alleen hij reed een zekere dood tegemoet, zonder poging om zijn vijanden te intimideren, te vernietigen of te verassen.

Op dit ene moment doet Jezus iets groots en onverwachts. Hij vervult de ene profetie terwijl hij anderen ondermijnt. Hij veranderd volledig het idee van koningschap, door op een ezelsveulen binnen te rijden in plaats van op een paard. Het is een intocht van goddelijke liefde die hier botst op de kille macht van Rome en de oververhitte aspiraties van Israël.

V

Zo illustreert Palmzondag niet alleen de paradoxen in het verhaal, in de menigte of in onszelf, maar illustreert ze ook de dissonantie in het hart van ons geloof; de paradox van het christendom. Ze verbeeld een geloof van ‘God op een ezel’, van sterven om te leven, van een lijdende koning en van een ‘goede’ vrijdag.

Vanuit de verwachtingen en het perspectief van de menigte reden voor teleurstelling, vertwijfeling of zelfs onbegrip en voor de autoriteiten reden voor spot. Een van de eerste, voor ons bekende, verbeeldingen van de kruisiging is een spotprent uit de tweede eeuw. Het toont een persoon aan het kruis met de kop van een ezel, met daaronder een tweede persoon in een houding van aanbidding. De ondertitel luidt ‘Alexamenos aanbidt zijn God’. En hoe is dat voor ons? Is dit verhaal van een lijdende koning, van een God op een ezel, reden voor teleurstelling of spot? Of zou het juist ook reden kunnen zijn voor hoop?

VI

Hoop, misschien wel allereerst omdat het aansluit bij onze realiteit. Het christelijke verhaal doet niet alsof alles koek en ei is. Het is geen geloof wat optimisme creëert, maar in plaats daarvan uitdagende hoop. Hoop dat ondanks het duister het licht steeds weer doorbreekt en dat er geen hel is van waaruit geen opstanding mogelijk is.

Aan die hoop kunnen we nu juist alleen vasthouden, omdat Jezus zelf ons daarin voorging. Omdat hij zelf tot de bodem van het duister en de wanhoop ging. Delend in onze roep: ‘mijn god mijn god, waarom hebt gij mij verlaten’, maar ook ons voorgaand in overgave, met de woorden: ‘in uw handen beveel ik mijn geest.’ Zoals de hymne uit Filippenzen het prachtig verwoord: Jezus toont ons Gods volledige solidariteit met en zelfs liefde voor de menselijk situatie. God koos ervoor om af te dalen –bijna als tegenwicht van onze menselijkheid die altijd probeert op te klimmen, iets te bereiken, zichzelf te tonen of te bewijzen. En daarom verhoogde God hem. Ook daarin gaat hij ons voor. Hij laat ons zien dat de weg naar boven de weg naar beneden is. Dat dat de weg naar vernieuwing en heelheid is. We zijn dan wel geen mensen uit één stuk, maar hopen het wel te worden. Hij wijst ons hier de weg daarnaar toe.

In een wereld waarin alles meetbaar moet zijn, waarin het gaat om resultaten en verbetering en om wat jij en ik concreet bijdragen… In een wereld waarin het kwaad soms overweldigend groot voelt en het onrecht niet te bevatten is… voelt het misschien maar wat dwaas om die weg te gaan. Om met niets in onze handen aan te komen, dan met wat Jezus had: vrede, waarheid en liefde. Het lijkt niets en toch is het alles. In de fragiliteit en dwaasheid van God op een ezel, van de weg naar beneden, daar wordt een kracht zichtbaar die de wereld en ons verandert. De kracht van Gods volhardende en ontwapenende liefde. Dat is geen kracht die precies te meten of te vatten is. Net zoals ons hoofd waarschijnlijk maar moeilijk kan bevatten, dat de weg omhoog de weg naar beneden is. Paulus noemt het niet voor niets ‘het geheime mysterie van Christus’. Het is niet een mysterie wat je gaat begrijpen door het van een afstandje te observeren, maar alleen door er in binnen te gaan. Door Jezus te volgen op deze weg. Door te leven in de paradox. Om het met eigen ogen te gaan zien, wanneer Palmpasen Pasen wordt.

Amen. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.