Bij Jesaja 55: 1-11 en Markus 1: 1-11
Geliefden van Christus,
We zijn alweer een week onderweg in het nieuwe jaar. Misschien heb je wel goede voornemens gemaakt of nagedacht over je dromen, hoop of verlangens voor het nieuwe jaar. Wat staat er te gebeuren? Waar kijk je naar uit?
Tegelijk kunnen dat soort dromen of verlangens soms met gemixte gevoelens gepaard gaan. Misschien omdat je ze al eerder teleurgesteld zag, omdat je eigenlijk niet meer te veel durft te hopen of te verlangen of gewoon omdat je liever ‘realistisch’ blijft; levend bij de dag. Ik kan in ieder geval soms wel zo in elkaar zitten: liever met beide voeten op de grond dan teveel met je hoofd in de wolken. En ik zou dat ook nog als een deugd kunnen verkopen.
Maar dan roepen onze twee teksten van vandaag me toch een halt toe. Daar klinkt namelijk alles behalve terughoudendheid. Daar is geen sprake van getemperde verwachtingen of een slag om de arm. Markus eerste zin is nota bene: “Het begin van het evangelie…” Ofwel… “Het begin van het Goede Nieuws van Jezus Christus, Zoon van God”. En in Jesaja klinkt die levendige roep en uitnodiging ‘Hierheen!’ Als deze teksten iets willen bewerkstelligen dan is dat wel: hoop en grootse verwachtingen. Een hartstochtelijk verlangen naar leven in al haar volheid; het leven zoals het is bedoeld. En beide doen dat op hun eigen unieke manier.
In Jesaja 55 zien we God, die naar ons toekomt als een soort marktkoopman die onze aandacht zoekt. Hij nodigt ons als het ware uit om dichterbij te komen, om de wonderlijke goederen te zien die hij in genade aanbiedt. “Hierheen! Hier is water, voor ieder die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld. Koop hier je voedsel en eet. Kom, koop voedsel zonder geld, koop wijn en melk zonder betaling”. Een winstgevend kraam zal het niet zijn, want hier geen bos bloemen voor 10 euro of aardbeien voor 3 euro. Het is een nogal ongewone en mysterieuze transactie die hier plaats vindt. ‘Kom, ook al heb je geen geld’, klinkt er. Het enige wat we hoeven mee te brengen is onze honger en dorst; een diep verlangen naar de gaven die worden aangeboden.
En wat zijn die gaven dan? Wijn, water, melk? Ja, dat ook. Maar in vers 3 ontdekken we dan wat er achter deze gaven ligt, namelijk niets minder dan het leven zelf. Hier wordt het leven aangeboden in al haar volheid. Een leven wat niet afhankelijk is van geld, van brood of arbeid, maar wat gevonden wordt in verbinding met God. Een leven verankerd in de liefde en barmhartigheid van de levende God en dat wordt ons hier vrij aangeboden. Zonder voorwaarden, alleen die oproep en uitnodiging ‘Hierheen’.
En als we daar dan van geproefd hebben (zo ontdekken we in het vervolg), dan mogen we zelf ook als het ware ook onderdeel worden van dat goddelijke verkoopteam. Om uit te nodigen met die roep ‘hierheen’ en te delen van de overvloed die we zelf ontvangen hebben; te delen in dat volle leven in Gods liefde. In dat licht veranderd de dagelijkse kost van ons gewone leven in een rijk banket van Gods overvloedige genade.
En net zoals Jesaja ons verlangen naar dat volle leven wil aanwakkeren, zo doet Johannes dat een paar eeuwen later ook als hij mensen oproept om zich te laten dopen. Een concreet teken van een ingang in dat nieuwe leven. Ja, in een tijd waarin dat nieuwe of volle leven voor mensen maar wat ver weg voelde of alles behalve een realistische optie, wil hij het verlangen en de honger en dorst weer opnieuw aanwakkeren. Daar is volgens hem namelijk alle reden toe. Een reden die te vinden is in degene die na hem komt; in dat Goede Nieuws van Jezus Christus, Zoon van God. Bij hem moeten we zijn, volgens Johannes, als we verlangen naar het leven in al haar volheid.
Maar wat laat Jezus ons dan eigenlijk zien, als het gaat om goed of vol leven en hoe we daar deel aan krijgen? Van Jesaja hoorde we al dat het hem niet zit in geld, brood of arbeid. Dingen waar we normaal misschien van denken: daarin ligt het volle of goede leven. Maar Jezus breidt dat uit of gaat eigenlijk nog verder dan dat. Hij laat zien dat het volle leven niet iets is wat we op eigen kracht verkrijgen, door succesvol te zijn, overwinningen te boeken of ons op te werken. In plaats daarvan heeft het juist alles te maken met afdalen, ondergaan en jezelf verliezen omwille van de ander.
Gisteren luisterde ik toevallig in de auto naar de Ongeloofelijke Podcast, waar een gesprek werd gevoerd met de econoom Paul Schenderling (die een paar maanden geleden hier nog voor een lezing was in de NK). In dat gesprek ging het onder andere over ons mensbeeld en hoe dat zich verhoudt tot ons economische en politieke denken. Schenderling stelt dat het christelijk humanistisch mensbeeld nogal tegengesteld is aan ons huidige mensbeeld of ideaal, wat sterk beïnvloed is door het neo-liberale gedachtengoed. Want waar wij steeds meer zijn gaan geloven in het ideaal van onafhankelijkheid, het ideaal van krachtige individuen die verantwoordelijk zij voor hun eigen lot, die succesvol zijn en daarbij tegenslagen overwinnen, daar schets het christelijke mensbeeld een heel ander ideaal. Dat mensbeeld zegt dat we bereid moeten zijn onszelf te verliezen omwille van een ander, waarmee we uiteindelijk ook onszelf terug zullen vinden.
Schenderling noemt het ‘de weg van de graankorrel’, omdat we geroepen worden om net als een graankorrel bereid te zijn onszelf prijs te geven aan de aarde (af te sterven aan onszelf), omdat juist dan een prachtige korenaar kan opschieten die weer iets biedt aan andere mensen. Dat is de christelijke ethiek of de weg waarop Jezus ons is voor gegaan, maar ook een ethiek waar Paulus al van schrijft dat het in die tijd voor mensen een aanstoot of simpelweg dwaasheid was. Iets wat nu twee eeuwen later niet veel anders is. In een tijd waarin ons lot of ons succes steeds meer onze eigen verantwoordelijkheid is geworden en we aan alle kanten worden gestimuleerd om op te klimmen of ons op te werken, in plaats van af te dalen en af te sterven. En toch was dat precies wat Jezus liet zien in zijn tijd op aarde. Iets wat hier direct aan het begin al duidelijk wordt in dat teken van de doop. Want als iets bij uitstek verwijst naar dat ondergaan, afsterven, weer opkomen en het nieuwe leven binnengaan, dan is dat wel de doop. In de kerk wordt de doop dan ook niet voor niets gezien als een soort herstel van wat het is om werkelijk mens te zijn. Een herstel waar afdalen én weer opkomen beide onderdeel van zijn.
Voormalig aartsbisschop van Canterbury, Rowan Williams, beschrijft dat op een vergelijkbare manier, wanneer hij zegt: “de doop betekent samen met Jezus in de diepte zijn: zowel in de diepte van de menselijke nood (inclusief de diepte van onze eigen nood), maar óók in de diepte van Gods liefde (in de diepte waar de Geest het menselijk leven herschept en verfrist zoals God het bedoeld heeft)”.
Mens zijn zoals God dat heeft bedoeld, vol van liefde, genade en waarheid, geliefd door God, dat is een identiteit die we soms misschien makkelijk vergeten, achter laten of corrumperen. Maar Jezus komt precies om dat te herstellen. In deze tijd na kerst, vieren we dat Hij neerdaalde in de chaos van deze wereld. Dat Hij zich openbaarde in kwetsbaarheid en onbeschermd, om zo de mensheid van binnenuit te herstellen. In zijn leven en in zijn doop, was Jezus zowel ondergedompeld in de nood, de pijn en de dodelijke machten van deze wereld als óók in de bevestigende liefde en de roep van God.
Maar deze onderdompeling in de diepte van de menselijk nood en in de diepte van Gods liefde, stopte niet op dat ene moment. In de doop nemen we namelijk als het ware onze plek in naast Jezus, gaan we met hem die diepte in. Dat betekent allereerst dat we ons net als hem diep verbonden weten met de nood, de chaos en het lijden in de wereld (en ons bewust worden van de chaos in ons eigen hart).
Gedoopt zijn scheidt ons dus niet van deze wereld, maar dompelt ons juist nog dieper onder in haar nood. Solidair met onze medemens en bereid om onszelf te geven omwille van de ander. Of zoals Henri Nouwen dat beschrijft: ‘de weg naar beneden in de voetsporen van Jezus’. Het is de weg van dienstbaarheid, de weg van het loslaten van het eigen belang als de maat der dingen. Een weg die zich niet richt op zelfverheffing, zelfverheerlijking of zelfverrijking, maar die steeds weer (naar het voorbeeld van Jezus) kiest voor wat klein, verborgen, arm of onaanzienlijk is. Het is de weg van verbinding en kwetsbaarheid, in plaats van een streven naar onafhankelijkheid, kracht en succes. Een weg die toen al aanstoot gaf of voor dwaas werd aangezien en nu waarschijnlijk niet minder.
Maar dat is dus niet het enige wat er in de doop gebeurt. Want zoals we ons in de doop met Jezus onderdompelen en delen in die diepte van de menselijke nood, zo worden we in de doop ook met hem ondergedompeld in de diepte van Gods liefde. In de doop staan we niet alleen in het midden van menselijk lijden, nood en chaos, maar ook in het midden van de liefde en de vreugde van de Vader, Zoon en de Heilige Geest. De bevestigende woorden die klinken zodra Jezus uit het water omhoog komt: ‘Jij bent mijn geliefde kind, in jou vind Ik vreugde’, die woorden klinken iedere doop weer opnieuw.
De doop van Jezus, net als ons eigen doop, wijst ons op een opengescheurde hemel; op een God die niet ver weg is, maar heel dichtbij komt. Eerst als mens onder ons in Jezus en nu ook wonend en werken in ons door zijn Geest. In het teken van de doop worden we er aan herinnert dat God vreugde in ons vindt, ons lief heeft en dat Hij niet los laat, maar ons het leven in al haar volheid aanbiedt; gratis en voor niets.
Dat we dat Goede Nieuws van ondergaan en weer opkomen, van leven in de diepte met Jezus, aan de lijve mogen ondervinden, daar mogen we hartstochtelijk naar verlangen in dit nieuwe jaar.
Amen.