Preek van de Week – Zondag 22 mei ’22

Psalm 23
Lucas 15
I
Vandaag gaat het over het pastoraat.
Het is corebusiness van de kerk.
Alleen insiders hebben nog enige notie van wat het inhoudt.
En de buitenstaander die zich op een cruciaal moment in het leven
gesterkt en getroost wist door een mens
die onder die vlag tijd had en aandacht gaf.

Veertig jaar geleden liep ik stage
bij het buurtpastoraat in het Oude Westen van Rotterdam.
De uitvalsbasis werd door buurtbewoners
met een zekere genegenheid het pastoraatje genoemd.
Het woord was hen vreemd.
De bemoediging en de aandacht, die ze ervoeren niet.
‘Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar, want jij bent bij mij.’
Bij mij zijn. Dat deden ze daar.

Twintig jaar geleden werkte ik in Enschede
bij het project Pastoraat na Ramp.
Door de kerk in het leven geroepen om trouw te zijn aan mensen,
die getroffen waren door de Vuurwerkramp.
Die naam.
Geen moment afgevraagd of het mensen wat zei.
Niet dus.
De naam ging pas spreken door wat er pretentieloos gedaan werd.
Niet weglopen.
‘Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar, want jij bent bij mij.’
Zo nu en dan lichtte die ervaring even op in een mensenleven.

Pastoraat hoort bij de kerk.
Los van de kerk kan het niet bestaan.
Noaberschap heeft er wel wat van.
En Geestelijke Verzorging.
Die hebben geen kerk nodig om bijna het zelfde te doen
en soms ook beter:
er voor mensen zijn, tijd hebben, aandacht oefenen.
In het pastoraat klinkt heel de Bijbelse context mee.
‘Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar, want jij bent bij mij’ –
het vindt zijn grond in de eerste woorden van psalm 23:
‘De HEER is mijn herder’

Die psalm hebben we aan David te danken.
De herdersjongen die de koning van Israël werd
en die niet vergat waar hij vandaan kwam.
Pastor betekent herder.
Pastoraat is dan wat herders doen,
in navolging van de Ene
die door David ‘mijn herder’ wordt genoemd.
En in navolging van Jezus,
in wie de kerk de God van Israël herkende.
Hij die op zoek ging naar wie verdwaald waren,
net zo lang tot hij ze had gevonden.
‘De HEER is mijn herder’

II
Op zoek naar Bijbellezingen die verhelderen
waar het in het pastoraat om gaat,
kwamen we uit bij Psalm 23 en Lucas 15.
Ze gaan over verloren lopen en gevonden worden,
over aandacht die uitgaat naar de ander
en over de vreugde die dat geeft.
Pas in tweede instantie viel me op
hoe die vreugde uitloopt in een spontaan en onverwacht feest.
Een feest, om mij?
Ja, een feest om jou!
‘U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand’ zegt David.
‘Mijn beker vloeit over’.
Geen Haagse bakjes.
En stel je voor dat jij het muntje bent, dat is zoek geraakt.
Niet zo heel veel waard.
Het hele huis wordt omgekeerd om jou terug te vinden.
En het eindigt met een feestje,
dat meer kost dan jij de goegemeente waard was.
Tenminste, dat dacht je.
Om nog maar niet te spreken van het feest
dat losbarst om de terugkeer van de verloren zoon,
die toch echt alle shit aan zichzelf te danken heeft.
De feestjes in de lezingen hebben elk iets ongepasts.
De kerk is een feestje voor zondaars
en niet het reservaat van mensen die deugen.
Dat is vandaag de boodschap van het evangelie.
Met een beetje fantasie zou je de mensen van het pastoraat
de feestcommissie van de kerk kunnen noemen.
En mocht u denken:
‘Als ik toch iets moet doen voor de kerk,
maak mij dan maar lid van de feestcommissie’.
Nou, dan kan ik u feliciteren.
U bent er al lid van.
Want pastoraat begint niet bij ouderlingen en dominees.
Het is de hartenklop van wie wij samen zijn.

‘Hallo, ik heb nog nooit een schaap goed van dichtbij bekeken.’ zegt u.
‘Hoe kan ik dan een goede herder zijn?’
Ga dan maar eens goed voor de spiegel staan.
Die naakte mens daar, eigenwijs en onzeker,
verloren en op zijn tijd verrotte eenzaam, dat is een schaap.
Een schaap in de zin van psalm 23:
‘De HEER is mijn herder.
Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij.’

Wie die woorden toelaat,
zich erin herkent als David,
die heeft het net als David in zich
om ook een goede herder te zijn.
Een ervaren voetbaltrainer zei ooit over voormalige stervoetballers
die een loopbaan als trainer ambieerden:
‘Niet elk raspaard is ook een goede jockey.’
Nou voor schapen en herders in de kerk ligt dat anders.
In de gemeenschap van Christus wisselen de rollen elkaar moeiteloos af.
De ene keer ben jij het schaap en is de ander de herder.
En omgekeerd.
Onderling pastoraat heet dat.
Je zou het de dansvloer van het feest kunnen noemen.
Alle andere vormen van pastoraat,
dat van de ouderling of de dominee of van het kringgesprek,
kunnen niet zonder het onderling pastoraat.

III
Mogelijk hikt u wat aan tegen het woord zondaar
en het begrip tot inkeer komen.
Daar zijn in het verleden nogal wat mensen op afgeknapt.
De kerk was geen feestje.
Wil je het dat wel laten zijn,
dan moet je dus die woorden mijden.
Dus niet!
Er is geen vrolijker woord dan zonde
en geen mooier moment in een mensenleven dan tot inkeer komen.
Het feest dat daarna losbarst is ook mooi,
maar kan niet tippen aan het moment
dat een mens zichzelf herkent als zondaar
en tot inkeer komt.

Pastoraat is daar bij willen zijn.
Niet alleen bij het feest.
Ook bij de herkenning van de ander die zijn doel heeft gemist;
haar bestemming uit het oog had verloren.
Want dat is in de kern wat zonde behelst.
Het is zo veel meer dan de misstap
die jij in het oog van de goegemeente gemaakt hebt.
Om jezelf te herkennen als zondaar
heb je altijd een ander nodig.
Iemand die met jou door jouw dal van diepe duisternis gaat.
Iemand die jou niet nawijst, maar bij jou blijft.
Niet pedant en superieur.
Nee, een mens die is als jij.
Een die jou ook nodig heeft.
Tot inkeer komen gaat niet zonder die ander.
Niemand van ons kan zichzelf als de Baron van Münchhausen
aan zijn eigen haren uit het moeras trekken.
De ander kan jou ook niet redden.
Waak voor mensen die denken dat te kunnen!
Maar in dat heen en weer tussen jou en de ander, die bij je blijft,
voltrekt zich het wonder.

IV
De gelijkenis van de verloren zoon maakt dat duidelijk.
Het valt me op dat die vaak wordt gelezen als de tegeltjeswijsheid:
‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’.
Het respect voor de jongeman die,
door schade en schande wijs geworden,
tot inkeer komt en besluit op zijn schreden terug te keren
en naar huis te gaan.
De ruimhartigheid van de vader die zijn zoon vergeeft
en alles met de mantel der liefde bedekt.
De snik van de begroeting.
En het begrip voor de zoon die wel wilde deugen
en tijd nodig heeft om met zijn hand over het hart te strijken.

Respect, ruimhartigheid en begrip.
Dat zijn mooie kwaliteiten in het pastoraat.
En ze passen ook wel bij de Nieuwe Kerk.
Ieder in zijn waarde laten.
Niet oordelen.
Vrijheid blijheid.
Dat past eerder dan de woorden zondaar en tot inkeer komen.
En toch zijn dit de woorden waar het boven alles om gaat.
Daar wordt de vreugde geboren en barst het feestje los.

Misschien passen die woorden beter bij ons
dan we op het eerste gezicht denken.
Een reddeloos leven leiden,
figuurlijk ver van huis geraakt zijn,
en de boel verkwist hebben;
is dat geen adequate typering van de leefwijze
waar we het armste deel van de wereld mee hebben opgezadeld
en de toekomst van onze kinderen mee op het spel gezet hebben?
Hoezo: ieder in zijn waarde laten?
Hoezo vrijheid blijheid?
Ik zet mijn centen op de vreugde van de hemel
over één zondaar die tot inkeer komt.

Oren om te horen hebben we nodig.
Bijbelwoorden niet filteren door je eigen referentiekader.
Als er staat dat de zoon een reddeloos leven leidde,
durf dat dan ook als zodanig te laten staan.
Hij is niet meer te redden.
Het vertalen als losbandig kan ook.
De schade die wij collectief hebben aangericht aan het milieu,
heeft alles te maken met onze losbandigheid.
Maar reddeloos is erger.
Het verwoordt onze diepste angst,
dat, wat wij ook doen, het gewoon te laat is.

Daarbij is het goed om te weten
dat een ver land in de Bijbel niet zo maar objectief ver weg is.
Het duidt verlorenheid aan.
Er valt geen heil te verwachten.
‘Ver heen’ was de titel van het boek
dat de psychiater Pieter Kuiper schreef over zijn eigen depressies.
Het is onzin om te denken dat de zoon
als hoeder van varkens
ten halve wist te keren.
Want hij was ten hele gedwaald.
Getuige ook de grote woorden van de vader
in de ontknoping van het verhaal:
‘Want deze zoon van mij was dood
en is weer tot leven gekomen,
hij was verloren en is teruggevonden.’
Hoezo: tot zichzelf komen?
Hoezo: opstaan en naar mijn vader gaan?
Dat is aan de baron van Münchhausen voorbij.

V
Wat wil het evangelie ons hier zeggen?
Het laat ons de vader zien die de zoon al zag in de verte.
Bewogen om hem.
Met een liefde die alle verstand te boven gaat.
Zo veel meer dan ruimhartigheid.
Er is maar één uitleg mogelijk.
Het zien van de vader is de kracht
die de zoon in staat stelt om op te staan uit de dood
en naar zijn vader te gaan.
Het zien van de vader maakt dat de dode zal leven,
dat de zoon tot zichzelf kan komen.
In dat zien ligt onze hoop besloten
op een wereld waarin het onrecht is uitgebannen
en er toekomst is voor onze kinderen.
Niet in onze mooie praatjes en onze goede voornemens.
Om met David te spreken:
‘De HEER is mijn herder.’

In het zien van de vader die mij ziet in het verre land,
ontvouwt zich een nieuwe wereld.
Een die mij in staat stelt mijn zonden onder ogen te komen
en tot inkeer te komen.
Maar ook een die mij in staat stelt
jou op te zoeken in het verre land
en met jou te wachten op het moment
dat je opstaat om naar huis te gaan.
Waarbij ik jouw reisgenoot zal zijn.
Dat is pastoraat.
Representant zijn van de herder
die jou ziet terwijl jij nergens bent.
En dan samen met jou op zijn feest verschijnen,
dat hij voor jou heeft aangericht.

Welkom in de feestcommissie van de Nieuwe Kerk!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.