Genesis 4
I
Het belangrijkste argument voor het bestaan van God
is dat er leven is en dat wij er zijn.
Een schitterend ongeluk dat blijft verbazen.
Zo toevallig, dat natuurkundigen er hun hoofd over breken.
Een fractie meer of minder,
een fractie eerder of later,
en het was er niet geweest.
Het belangrijkste argument tegen het bestaan van God is,
dat hij zich wel heel goed weet te verstoppen.
Als er een God is, waarom grijpt hij dan niet in
in het lijden van zijn schepping
– ziekte, honger, oorlog, industrialisering van levende wezens?
‘Maar dat doet Gód niet. Dat doen mensen!’ zeggen gelovigen dan.
Precies, dat doen mensen.
Daar zijn de meesten in het debat het wel over eens.
Maar wat doet God dan wél?
Laat het zien. Toon het aan. Leg het uit.
Ja, daar sta je dan.
De troost van het geloof zit niet in argumenten.
Het is een spoor in je leven.
Een verhaal dat jou geraakt heeft en waarin je wonen wilt.
Het is je vertrouwd geworden.
Maar kijk er niet gek van op
als een buitenstaander er niets van snapt
wanneer je blijft bidden om vrede,
terwijl het geweld en de oorlog zich breed maken
en jou direct raken.
Dat je bidt om vrede terwijl je nog redelijk droog en veilig zit,
dat is nog wel uit te leggen.
God zit ook hoog en droog toch?
Bij hem bij je veilig.
Hij is groter dan wij, maar hij respecteert de vrije wil van mensen.
Enzovoort.
Een gesloten verhaal waarin God het laatste woord spreekt.
In deze zes zomerdiensten gaat het over OORLOG en VREDE.
Dat thema is niet gekozen door weg te strepen
wat we allemaal al bij de kop gehad hebben in de afgelopen tien jaar
en vervolgens te denken:
‘Oorlog en vrede is ook wel een pakkend thema.’
Nee, het drong zich op.
We konden er niet om heen met die oorlog in onze Europese achtertuin.
We zitten niet langer hoog en droog.
Het kan zomaar losbarsten.
Als God het al in handen heeft, waarom grijpt hij dan niet in?
Eigenlijk best een goeie vraag van mensen
die voor zichzelf geconcludeerd hebben dat God niet bestaat.
II
Met deze vragen in ons hart en in ons hoofd,
stappen we het Bijbelverhaal binnen.
Het liefst zou je er direct weer uit weg lopen.
In de eerste plaats vanwege die broedermoord.
Wie wil zich daar niet verre van houden?
Maar ook vanwege God.
Is Hij een keer níet verborgen, denk je: ‘Kom op God!’
Hiermee kun je toch niet aan komen
bij mensen die niet geloven,
maar er wel voor open staan?
Oké, het zijn de oerverhalen uit de bijbel.
Daarin wandelt God in de avondkoelte door de tuin en vraagt:
‘Adam, waar ben je? Ik wil je wat vragen.’
En daarin voert Hij een uitgebreid gesprek met Kaïn
en is God ontdaan over de moord op Abel.
Dat kan allemaal in die oerverhalen.
Maar wij weten wel beter.
Om onszelf en anderen te overtuigen
hebben we diepere gedachten nodig dan dit.
Hogere vooral.
Dit verhaal is wel heel aards.
Ja, dat klopt.
De Naardense Bijbel spreekt van de rode mens.
In de naam Adam zit de kleur rood verborgen.
En dat komt door de aardbodem
die roestig rood kleurt van oxiderende metalen: de Adamah.
De mens is uit aarde gemaakt.
Dat zijn bloed rood is, komt van die rode aarde.
Grappig hè?
Ja, of juist niet.
In het filosofisch debat over het bestaan van God
wil je met meer voor de dag komen.
En dan God.
Sorry, dat ik het zeg, maar wat een geklungel.
Als een moeder al kan zeggen:
‘Ik houd evenveel van al mijn kinderen!’,
dan moet het God toch ook kunnen lukken
om evenveel aandacht te geven aan Kaïn en zijn offergave
als aan Abel en zijn offergave.
Want daar begint alle ellende, nietwaar?
‘De Ene slaat acht op Abel en zijn broodgift.
Op Kaïn en zijn broodgift heeft hij geen acht geslagen.
Dat brandt hevig in Kaïn.’
Vind je het gek?
Als God wat beter had opgelet,
dan was de ellende die volgt er ook niet geweest.
Je zou bijna verlangen naar een verborgen God.
Een die zich een beetje uit de wind laat houden
door weldenkende gelovigen.
III
Als je niet weet wat je partner bekennen is,
dan maak je dat nog wel op uit de context.
Een vrouw wordt niet zomaar zwanger.
Ze baart een zoon.
Kaïn noemt ze hem – Verworvene.
Daar kun je mee voor de dag komen.
Kaïn betekent ook wel lans.
Het machtigste wapen uit de oudheid.
‘Ze zegt: verworven heb ik een man, bij de Ene!’
Een erfgenaam.
Een zondagskind.
En een God, die zo weinig afstand houdt,
dat Hij in de woorden van Eva bijna de vader lijkt.
‘Zij voegt toe en baart zijn broeder Abel, – ijlheid’
Die tweede is een heel ander verhaal.
Of liever gezegd: geen verhaal.
IJlheid – je kijk er dwars doorheen.
Je blaast een keer en het is weg.
‘Lucht en leegte’ zegt Prediker, ‘Alles is leegte’.
Dat is het zelfde woord: Abel.
Je zult het maar zijn.
Geen moeder die bij je staat te juichen.
Laat staan een vader.
Geen God die met jou in verband gebracht wordt.
En dus doet God de Ene dat in dit verhaal zelf.
Het is geknoei op microniveau.
Een God, die zich bekommert om de wereld,
daar kunnen we nog wel wat mee –
je gelooft er in, of je gelooft er niet in.
Maar hier, zo een op een met een mens die ternauwernood bestaat?
Het lijkt sympathiek,
maar wat heeft de mensheid er aan
als God het grote geheel uit het oog verliest,
inclusief Kaïn?
Wie zit er op zo’n God te wachten?
Daar win je de oorlog niet mee.
Vraagt Ie ook nog aan Kaïn
waarom hij van binnen kookt
en geen contact meer maakt.
Alsof God zich van geen kwaad bewust is.
Alsof het er niet duidelijk genoeg staat:
‘Op Kaïn en zijn broodgift heeft hij geen acht geslagen.’
Alsof God maar op een plaats tegelijk kan zijn.
Hij was met zijn aandacht bij Abel.
Bij Abel nota bene.
Als je aanschijnstrekken vervallen,
zoals bij Kaïn het geval is,
dan zoek je de relatie niet meer.
Dan is er geen ik en jij meer.
Met de hamer in de hand wordt ieder ander dan een spijker.
Kaïn ligt op ramkoers.
God blijft hem zoeken.
God spreekt met hem over het goede en over de zonde.
Let op!
Het goede kan er alleen zijn
als je contact blijft maken met de ander.
De zonde is als een roofdier in sluiphouding.
Het vuur dat in Kaïn brandt is het vuur van de zonde.
Niet elke vorm van woede is zonde.
Je kunt woedend zijn om het onrecht
dat mensen en dieren wordt aangedaan.
Woede, die het resultaat is van compassie;
van de ander in het oog blijven houden
en de weigering om haar uit je hart te laten vallen.
Maar de bron van de woede van Kaïn is zijn miskenning.
Hij, de verworvene, heeft recht op Gods aandacht.
Hij, die bij zijn geboorte al in één adem met God genoemd wordt.
Waar moet een God zich anders ophouden dan in zijn nabijheid?
Wij noemen God toch niet voor niets de Almachtige?
Een andere God willen we niet.
Een andere God bestaat er niet.
Maar deze Ene lijkt oprecht verbaasd.
Waarom, Kaïn?! Waarom?!
Het is niet voor niets dat we tijdens de voorbereiding ons hoofd braken
over de naïviteit van God
en over zijn fout om geen acht te slaan op Kaïn en zijn broodgift.
De God in dit verhaal past niet in het plaatje dat wij van hem hebben.
Voorliefde voor de kleinen in de geschiedenis?
Vooruit, dat mag.
Die voorliefde herkennen we wel uit andere verhalen.
Maar dat hoeft toch niet ten koste te gaan
van zijn aandacht voor Kaïn
en voor mensen als wij –
zijn gelovigen die God hoog hebben zitten?
De aandacht van God voor Kaïn komt te laat.
Tóen had hij er moeten zijn,
toen Kaïn net als Abel zijn offergave bracht.
De aandacht komt niet alleen te laat,
een beetje God had Kaïn er van weerhouden
om zijn broer te vermoorden.
Tot hiertoe en niet verder!
Maar zelfs dat is God niet gelukt.
Het is allemaal zo treurig.
Zo net niet.
IV
‘Wat heb je gedaan?!’
De ontsteltenis bij God.
Een beetje gênant is het wel voor een alwetende God.
‘Een stem! –
stromen bloed van je broeder schreeuwen mij toe
van de – rode – grond!’
Kijk, dat kan God dan wel weer:
De doden horen schreeuwen.
Zo vertrouwd als Hij is met de aardbodem,
waaruit Hij de mens geformeerd heeft.
Maar wat hebben we eraan?
We hebben een God nodig met een helikopterview.
Een die het al in handen houdt.
Een die een eind maakt aan lijden en dood.
Een die gelovigen argumenten in handen geeft
die bewijzen dat Hij wel degelijk bestaat.
Niet een God, die met stoffer en blik
voortdurend achter de feiten aan loopt.
Want het wordt maar niet rustig in het verhaal.
Kaïn wordt gedoemd tot dwalen.
De aarde is niet meer van hem.
In die positie ziet hij in hoe groot zijn misdaad is.
De Verworvene is zelf IJlheid geworden.
Maar in die gedwongen nieuwe identiteit,
die van de Abels op aarde,
geeft God hem een teken van bescherming mee.
Eind goed al goed is te veel gezegd.
Maar hij kan verder.
Alleen bevalt het dwalen onder Gods bescherming Kaïn van geen meter.
Hij vestigt zich in het land Nod, dat Dwaalspoor betekent.
Hij bouwt een stad met muren,
die elk gevaar buiten de deur houden.
Zekerder dan de bescherming van deze vreemde God,
moet hij gedacht hebben.
Hij vestigt zich en verwerft zijn eigen veiligheid.
En als je zijn nakomeling Lamech hoort praten, denk je toch:
de appel valt niet ver van de boom.
Daar heb je ‘m weer: de mens die zich God waant
en niets op heeft met zwakkelingen en halve maatregelen.
Ik kan er niets aan doen, maar ik moet denken aan Fort Europa.
Pas als er weer een Abel wordt geboren,
die wordt vermeld in het geslachtsregister,
denk je: Wie weet, wie weet komt nog een keertje goed.
Pas dan ook, zo vertelt het verhaal,
kan de naam van de Ene worden aangeroepen.
Die nieuwe mens heet Set, maar hij verwijst naar Abel.
En die lijn loopt níet dood.
V
Het belangrijkste argument tegen het bestaan van God is,
dat hij zich wel heel goed weet te verstoppen.
Aldus de atheïsten.
Als er een God is, waarom grijpt hij dan niet in
in het lijden van zijn schepping –
Ziekte, honger, oorlog, industrialisering van levende wezens?
Misschien is het beter om met atheïsten dit soort verhalen te lezen
dan met hen in debat te gaan over een God die al dan niet bestaat.
Want beslissend voor de vraag
of de wereld aan oorlog en geweld voorbij komt,
is of wij mensen onze aanschijnstrekken niet laten vervallen
en dus contact blijven maken met de ander,
ook als die zich heeft ingegraven.
De Abels blijven zien, van aangezicht tot aangezicht,
dat is waar het steeds opnieuw op aankomt in elke nieuwe situatie.
Dichter bij God kun je niet komen.
De atheïsten hebben gelijk.
Als God bestaat, weet hij zich wel heel goed te verstoppen.
Als wij het bestaan van God vervolgens verdedigen
met diepzinnige redeneringen en hoge gedachtes,
dan raken die kant nog wal.
Want vanmorgen hoorden wij
in een van de oerverhalen van de Bijbel
dat God de Ene daarin niet te vinden is.
Zoek de plekken op,
waar de Abels langs het randje gaan
en waar het bloed roept van de aardbodem.
Goede kans dat je er God tegenkomt.