Preek van de Week – Zondag 10 april ’22

Bij Johannes 12: 12-19

I

Bijna was het zover, het Pesachfeest. Voor het Joodse volk een jaarlijkse herinnering aan het feit dat er ooit een farao was geweest in plaats van een Cesar. Een terugkerend feest, waar werd gevierd dat God de kant had gekozen van zijn onderdrukte volk en hen had bevrijdt van de Egyptenaren.

En zo begon Jeruzalem zich in deze dagen langzaam te vullen met pelgrims, die waren gekomen om het feest te vieren. Maar niet alleen de pelgrims waren naar Jeruzalem gekomen, ook Pilatus is deze dagen met zijn leger op volle sterkte aanwezig. In de jaren daarvoor waren er in Judea en Jeruzalem nogal wat anti-Romeinse rellen geweest, en niet zelden tijdens de hoogtepunten van het Joods religieuze leven. Daarom kwam hij voor de grote Joodse feestdagen, vanuit het westen, zijn vaste verblijfsplaats Caesarea Maritima, met zijn hulptroepen naar Jeruzalem. Niet zelden had zo’n komst het karakter van een soort militaire parade of processie, vol glans, glorie en vertoon; een show van de Romeins imperialistische theologie. Zowel de waarden van het Romeinse rijk – macht en overwinning –  en de instrumenten van dat rijk – legers en geweld – , waren niet te missen en duidelijk aanwezig. Eer aan de keizer – de goddelijke zoon – en beschermer van de Pax Romana.

Maar, op deze dag, trekt er ook een andere processie Jeruzalem binnen, voor de week van het Pesach feest. Deze processie komt uit het Oosten, vanuit het dorpje Bethanië (huis van de armen). Het is een processie van landarbeiders, vissers en werklieden, geleid door een leraar en genezer, rijdend op een ezeltje.

Voor de man op het ezeltje en voor een deel van zijn volgelingen, kan het niet anders dan dat de woorden van Zacharia in hun hoofd mee klonken:Juich, vrouwe Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege. Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin”.

Jezus’ binnenkomst vormt zo een parodie op de Romeinse parade vol machtsvertoon en wijst op de komst van een ander soort regering; de regering van de vrede van God. Geen lansen, geen zwaarden, geen glimmende helmen, maar palmtakken. Geen paarden of strijdwagens, maar een ezeltje. En dat is veelzeggend.

Want paarden en strijdwagens komen we met regelmaat in de Bijbel tegen. Waarvan het verhaal over de farao en zijn ruiters misschien wel één van de bekendste is. Je zou kunnen zeggen dat de strijdwagens en paarden van toen, onze tanks en raketten van nu zijn. Ze bieden overwicht, ze zijn beslissend in een oorlog en het hebben ervan geeft ons – op de een of andere manier – een gevoel van veiligheid. Maar volgens theoloog Alain Verheij zien we in de Bijbel regelmatig een ander beeld verschijnen: namelijk het beeld van paarden en hun wagens die vastlopen in drassige grond en niet meer vooruitkomen. God schakelt ze uit en de vijand zit met de handen in het haar. In de wet die het volk bij de Sinaï kreeg, komen we zelfs een voorschrift tegen die het toekomstige koningen verbood om paarden te gaan houden. Niet omdat paarden nu zulke verschrikkelijke beesten zijn, maar wel omdat het houden van paarden voor een koning betekent dat hij een leger wil opbouwen.

II

En dan, tegen die achtergrond, zien we hier deze koning die binnen komt rijden op een ezeltje. Het zegt alles over wat voor koning hij is, en over het soort koninkrijk dat hij komt vestigen. Een koning die vrede komt brengen, maar niet via de weg van strijd en overwinning. Nee, via de weg van vergeving, compassie, dienstbaarheid en nederigheid. Zo verschilt zijn koninkrijk radicaal van alle andere koninkrijken.

Hij is de koning die zegt: “heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen”. Volgens mij is het geen overdrijving om te zeggen dat dit één van de meest radicale, politieke en revolutionaire woorden zijn die ooit zijn gesproken. En tegelijk zijn het hier alles behalve alleen maar woorden, het is de weg die deze koning zelf gaat. In zijn belichaming van geweldloosheid gaat hij tot het uiterste. Op het meest cruciale moment kiest hij er niet voor zichzelf met geweld te verdedigen, maar vraagt Hij Petrus het zwaard op te bergen. De weg van vrede die deze Koning verkondigt, is een weg die loopt lang het kruist, en hij zelf gaat ons voor op die weg; hij zet zijn leven ervoor op het spel.

III

Als wij, net als die mensen langs de weg, deze Koning met Hosanna geroep welkom heten, geldt dat dan ook hiervoor? Geloven we écht dat hij meende wat hij zijn? Of gaat deze visie voorbij onze rationaliteit, de reikwijdte van onze liefde en de grenzen die we hebben vastgesteld. “Heb je vijanden lief.” “Keer de andere wang toe.” “Neem je kruis op en volg mij.” Het zijn uitspraken waar ik – om eerlijk te zijn –soms liever niet al te lang bij stil sta of misschien zelfs vermijdt.Want als we dat concreet gaan maken, welke consequenties heeft dat dan? Ben ik bereid mijn eigen leven in de waagschaal te zetten? Zijn wij bereid om niet altijd, koste wat het kostonze eigen rechten en gelijk te verdedigen?

Bewonderen we deze koning, vinden Jezus een inspirerend figuur en wuiven ik met palmtaken voor hem… om daarna weer onze eigen weg te vervolgen? Of zijn we ook bereidt hem achterna te gaan en te volgen op die radicale weg van vergeving, van vrede en dienstbaarheid. Er zijn twee koningen (of heersers) in dit verhaal, twee manieren om vrijheid en vrede te bewaren, twee processies, bij welke sluiten wij ons aan?

IV

Juist in deze tijd volgens mij een ongelooflijk moeilijke vraag. Met de verschrikkelijk beelden uit Oekraïne die elkaar blijven opvolgen en ons diep raken. Ze roepen het gevoel op ‘dit kan niet, hier moet iets gebeuren’. Daarmee is het plots nog alles behalve vanzelfsprekend om te spreken over of op te roepen tot geweldloosheid, vergeving of ‘de andere wang toe keren’.

Want hoewel ik daar theoretisch ‘ja en amen’ op kan zeggen en gewoonlijk kritisch was op investeringen in wapens of defensie, zag ik mezelf nu bijvoorbeeld instemmend knikken toen Duitsland haar militaire budgetten verhoogde en de EU besloot om wapens te gaan sturen. Want wat anders? Dit konden we toch ook niet maar laten gebeuren? En is er wel een andere oplossing?

Dat radicale passivisme van Jezus, de weg die hij gaat, ik worstel ermee en ik ben vast niet de enige. Is het in de praktijk niet te radicaal of te naïef? Of, durf ik, durven wij die optie misschien niet helemaal te onderzoeken? Bang voor wat het misschien van ons vraagt. Of hebben we het misschien al wat opgegeven of aangepast aan wat voor ons nog haalbaar voelt?

Die vraag naar vrede en geweldloosheid en welke weg wij daarin geroepen zijn te gaan, is ontzettend moeilijk. En misschien is het – als mensen aan de zijlijn – ook niet onze plek om ons daar al te stellig over uit te laten. Want hoe mooi ‘de andere wang toekeren’ ook klinkt, als we het vanuit onze veilige bubbel een ander voorhouden dan kan het zomaar ook iets heel wreeds krijgen.

V

Tegelijk is het een vraag die wel gesteld moet blijven worden, ook wanneer het soms ongemakkelijk is. Die vraag of we daadwerkelijk alle geweldloze manieren hebben uitgeprobeerd; of er geen alternatieven meer zijn. Maar ook de vraag ‘wat brengt dit ons op de lange termijn?’ Is dat daadwerkelijk vrede, herstel en vrijheid? Want het onszelf bewapenen of geweld met geweld beantwoorden kan voor bevrijding zorgen, maar hoe staat het erna? Hoe voorkomen we dat we in dezelfde verleiding vallen? Dat we de farao of Cesar hebben verslagen, maar zelf een farao of Cesar zijn geworden?

We blijven de vraag stellen om onze ogen open te houden voor de ambiguïteit en de tweeslachtigheid, welke keuze we ook maken. Beseffend dat de keuze die we maken misschien wel de juiste is of in ieder geval de minst kwade, maar dat we niet weten of die ook goed zal zijn en dat het verdriet en de rouw daarover blijft.

Dan moet ik bijvoorbeeld denken aan de theoloog Dietrich Bonhoeffer die als pacifist er sterk van overtuigd was dat het doden van een mens een zonde is tegen God. En tegelijk raakte hij zelf betrokken bij de plannen voor een aanslag op Hitler. Dat was voor hem niet slechts een noodzakelijk kwaad, het was en bleef zonde. Maar zo zei Bonhoeffer, in zulke gevallen moet een christen misschien ‘dapper zondigen’. Niet gemakzuchtig, maar wel vertrouwend op Gods genade.

Of ik denk aan Martin Luther King, die koos voor die weg van geweldloosheid. In de overtuiging dat door kwaad met te kwaad vergelden, we allemaal meegesleurd dreigen te worden in een bodemloze put van onmenselijkheid die elke vorm van ware heling in de weg staat. Hij betoogde de radicale kracht van, niet sentimentele, maar universele liefde die het gewelddadige en cynische geluid van tirannen overstemt. Maar hij zei ook: of we nu ingrijpen of niet: we lijden sowieso een menselijke nederlaag.

VI

We blijven de vraag naar vrede, geweldloosheid en vergeving dus voortdurend stellen om oog te blijven houden voor die tweeslachtigheid, maar ook om te voorkomen dat de vraag pas op komt als het daadwerkelijk oorlog is. Want dat is precies het lastige, volgens Theologe Janneke Stegeman, dat die vraag of het gesprek over pacifisme vaak pas omhoog komt als het al oorlog is. Terwijl er daarvoor al zover is gebeurt waarbij geweld en misbruik van macht genormaliseerd werden en ogen werden dichtgeknepen bij onrecht of ongelijkheid. Er is nogal wat ruimte om macht te misbruiken in onze maatschappij. En dat is nu net iets waar wel wat kunnen doen. In de keuzen die we als consument maken kunnen we deze ruimte inperken. Al is het maar door bijvoorbeeld van bank te wisselen als je weet dat deze investeert in wapenhandel. Geweldloos verzet begint al daar waar we ons laten informeren en onze mond niet houden bij de aanblik van onrecht of machtsmisbruik.

Pacifisme en vrede stichten is namelijk alles behalve passiviteit. Echte vrede is niet alleen de afwezigheid van conflict, maar ook de aanwezigheid van recht, herstel en vergeving. Het is geen vechten of vluchten, maar zoeken naar een derde weg van zorgvuldig en moeizaam streven naar bevrijding, verzoening en recht.

VII

En dat brengt ons er tenslotte bij dat die vraag naar geweldloosheid, vrede en vergeving, eerst en vooral een vraag is die we aan onszelf moeten stellen, voor we hem ter sprake brengen in het grotere geheel. Net zoals Jezus zelf als eerste die weg ging.

Bijvoorbeeld door onszelf af te vragen welk kwaad beantwoord ik met kwaad? Tegen welke bedreigingen bewapen ik me misschien iets te strak? Of wanneer ben ik bezig, kostte wat het kost mijn eigen recht of gelijk te verdedigen. Maar ook.. durf ik me uit te spreken bij de aanblik van onrecht of houd ik me liever veilig op de achtergrond? Durf ik, als het nodig is, mijn eigen lichaam in de waagschaal te stellen? En in positieve zin, hoe draagt mijn handelen bij aan een wereld waar vrede en gerechtigheid woont. Hoe werkt onze liefde verandering?

Jezus oproep om ‘je vijand lief te hebben’ zit namelijk vast aan de overtuiging dat daar de overwinning ligt. We worden niet geroepen om het kwade passief over ons heen te laten komen, maar om het kwade te overwinnen met het goede.

Dat is ook precies de hoop die in deze stille week meeklinkt. Dat die radicale geweldloosheid, die liefde die tot het uiterste gaat, geen onmacht is of naïviteit, maar juist een kracht en leven in zich meedraagt die uiteindelijk het duister en de dood overwint. En zoals dat in het dagelijkse leven zo vaak is, beschrijven de dagen naar Pasen toe die momenten waarop daar soms niets van te zien of te voelen is. En tegelijk, staan ze voor ons al in het licht van dat open graf. Een aanblik die ons vult met nieuwe hoop en misschien ook wel de dwaze moed om een stap te zetten op die weg van radicale liefde en vrede; de weg van het kruis.

Amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.