Lentedagje

This content has been archived. It may no longer be relevant

26 maart ’21

Een goede buur…

Toen we afgelopen zomer trouwden, hadden wij, gezagsgetrouwe burgers dat we d’r zijn, onze gastenlijst dusdanig ingekort dat alle genodigden in de tuin van mijn schoonouders pasten. Toen we de straat inreden waar mijn man was opgegroeid, wachtte ons een leuke verrassing: bij alle huizen hing de vlag uit. Wij moesten afstand houden, maar de buurt leefde mee! Daar hield de betrokkenheid overigens niet bij op: in de loop van de avond zetten mijn schoonouders af en toe een krat vieze afwas op de stoep voor hun huis. Als door magie zou zo’n krat dan verdwijnen, om enige tijd later weer met brandschone kopjes en schoteltjes op diezelfde stoep op te duiken. Afwasgrage kaboutertjes bestaan helaas niet, maar lieve buren wél.

Het deed me ook denken aan een veel minder leuke gebeurtenis, één maand eerder, het overlijden van mijn lieve oma. Aan het kostersechtpaar van de kerk om de hoek, die mijn oma elke donderdag trouw een pannetje soep hadden gebracht, en dat bleven doen nu wij als familie in haar huis de begrafenis aan het plannen waren. Aan de buren die ik van kinds af aan aanspreek als “tante” en “oom” en die op de dag van de uitvaart allemaal langs de kant van de weg stonden toen de lijkwagen langsreed.

Wij zijn na ons trouwen samen gaan wonen in een mooi appartement in de Oranjebuurt. Ik heb bij alle buren uit de flat kaartjes in de bus gedaan en ook een paar leuke kaartjes teruggekregen. Inmiddels, zo’n acht maanden later, is het gelukt om met onze onderbuurvrouw een wijntje te doen, heel gezellig. Mijn oma en schoonouders wonen in een dorp, ze wonen al jaren en jaren naast dezelfde mensen en ze hebben hun relatie met hun buren niet in Coronatijd hoeven ontwikkelen, allemaal factoren die bijdragen aan een hechtere band met buren.

Toch vind ik het soms jammer dat ik mijn buren vooral ken als “hij-die-de-bel-nooit-hoort-en-dan-bellen-ze-bij-mij-aan”, “zij-die-laatst-een-feestje-hadden-om-vier-uur-’s nachts-wie-doet-dat-nou”, of, mijn persoonlijke favoriet, “hij-die-de-hond-uitlaat-naast-het-verboden-voor-honden -bord” – een kleine daad van verzet die ik van harte toejuich.

Mijn leven speelt zich nu al maanden voornamelijk af in ons appartement, en ik heb van achttien van mijn negentien flatgenoten eigenlijk geen idee wie ze zijn. Ik kijk soms bijna jaloers naar afleveringen van de Rijdende Rechter. Die mensen bakkeleien met elkaar over heggen en hekjes, kadasters en “belendede percelen”, maar ze hebben in ieder geval wél contact. 

“Een vriend in de buurt is beter dan een broer ver weg”, leert Spreuken (27:10), een oudtestamentische variant op “een goede buur is beter dan een verre vriend”.  Hoe kun je in Coronatijd en in een flat zonder gedeelde stoep een goede buur zijn? Wij hebben inmiddels het volgende bedacht: als het weer warmer wordt, als de lente komt, schaffen we een thermoskan aan en adverteren we een koffie-halfuurtje voor de flat, buiten en veilig op afstand. Een beetje een kunstgreep is het wel, maar we hebben goede hoop dat we straks een liter lauwe koffie armer en wat leuke verhalen rijker de lente in gaan.

Aan u, waarde lezer, de vraag: hoe doet u dat, buren ontmoeten? Heeft u tips voor dit jonge stel?

Alexandra Matz

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.